|
|
|
|
Archief 2003/2004
terug naar milieu
|
Er is één land in de wereld
waar in 2020 geen luchtvervuiling meer zal zijn. Geen vervuilende
schoorstenen. Geen stinkende auto’s met uitlaatgassen. Een volledig
schone en duurzame economie. Waterstof is het geheim van deze
pioniers. Ode reisde ernaartoe en brengt verslag uit. Benieuwd
welk land dat is?
hier klikken
|
|
BESCHERMING VOOR KOUDWATERKORAAL
De landen rond de Noordzee en de Oostzee hebben tijdens een Europese
zeeconferentie in Bremen afgesproken serieus werk te maken van de
bescherming en het behoud van koudwaterkoraal. En er is nog eens
bevestigd dat voor 2010 een netwerk van beschermde zeegebieden moet
zijn gerealiseerd; de eerste beschermde zeegebieden moeten in 2006
worden aangewezen. Het Wereld Natuur Fonds is blij met deze
voorzichtige stappen voorwaarts. De natuurbeschermingsorganisatie
tekent daarbij aan dat het niet mag blijven bij 'papieren
bescherming'. Het komt er nu op aan dat de mooie woorden worden
omgezet in daden.
Teleurstellend
Helaas is op een aantal fronten geen enkele vooruitgang geboekt.
Uitermate teleurstellend is de onwil van Rusland om Oostzee de
status van Bijzonder Gevoelig Zeegebied (PSSA*) te geven. Dit
ondanks de eensgezind positieve houding van de overige landen rond
de Oostzee. Met deze bijzondere status zou dit kwetsbare zeegebied
in de toekomst onder andere gevrijwaard kunnen worden van
scheepsrampen. Zoals onlangs nog plaatsvond met een gezonken Chinese
tanker, waardoor de Zweedse kust vervuild raakte met olie.
Teleurstellend is ook dat de aan de conferentie deelnemende landen
geen concrete afspraken hebben gemaakt om onverantwoorde vismethoden
en vervuiling als gevolg van opslag, dumping en lozing van
gevaarlijke stoffen tegen te gaan. Dit zijn belangrijke oorzaken
voor de slechte conditie van de onderwaternatuur in de Noord- en
Oostzee, zo blijkt uit een door het Wereld Natuur Fonds deze week
gepresenteerd rapport over de conditie van de Noord- en Oostzee.
Nederlandse beschermde gebieden
Ook in de Nederlandse kustwateren bevindt zich mooie en kwetsbare
onderwaternatuur. Op de Klaverbank is een zacht koraalsoort, het
Dodemansduim, te vinden. Als het gaat om een netwerk van beschermde
onderwaternatuur, dan komen daar wat betreft het Wereld Natuur Fonds
en de Stichting De Noordzee in Nederland vijf gebieden voor in
aanmerking: de Klaverbank, het Friese Front, de Centrale
Oestergronden, de Doggersbank en de Kustzone.
|
|
Europese eisen voor
scheepsmotoren en locomotieven |
Er komen Europese eisen voor de uitlaatgassen van scheepsmotoren
en locomotieven. Daarnaast worden de eisen voor uitlaatgassen van
mobiele machines, zoals graafmachines en kranen, aangescherpt. Dit
hebben de Europese ministers van milieu besloten deze week in
Luxemburg besloten.
De uitstoot van luchtvervuilende stoffen van nieuwe mobiele
machines moet uiterlijk in 2014 met meer dan 90% zijn verminderd. De
eisen voor locomotieven en scheepsmotoren gaan voorlopig minder ver.
Wel heeft de Europese Commissie de opdracht gekregen uiterlijk in
2007 met een voorstel te komen om ook deze eisen verder aan te
scherpen. De Europese eisen voor mobiele machines, locomotieven en
binnenvaartschepen zijn in overeenstemming met Amerikaanse
voorschriften.
Scheepsmotoren, locomotieven en mobiele machines zijn relatief grote
vervuilers. De luchtvervuilende stoffen leiden tot verzuring en
gezondheidsklachten. Stikstofoxiden en roetdeeltjes veroorzaken
onder andere ademhalingsklachten, schade aan natuur en schade aan
gebouwen en materialen.
Nadat het Europees Parlement de voorstellen heeft goedgekeurd zullen
de nieuwe Europese eisen binnen enkele maanden worden gepubliceerd
en binnen 1 jaar moeten worden omgezet in nationale wetgeving.
Jaarlijks voor 1 miljard
aan eten weggegooid
13 juni 2005
In Nederland wordt jaarlijks voor een miljard euro aan verse
producten weggegooid omdat er iets mis mee is. Dat is meer dan
eenderde van de totale omzet in verse producten als vlees en
groenten. Dat blijkt uit onderzoek van de stichting Agro Keten
Kennis in samenwerking met de universiteit van Wageningen.
De hoeveelheid is te vergelijken met vijfhonderd volle supermarkten.
Het meeste voedsel wordt weggegooid bij producenten en
toeleveranciers; daarbij gaat het om afgekeurde producten, schade
tijdens het transport of een mislukte oogst. Maar ook bij de
consument verdwijnt veel voedsel in de afvalbak: elke Nederlander
gooit jaarlijks gemiddeld 135 kilo aan bedorven versproducten weg.
Volgens de onderzoekers kan de hoeveelheid bedorven voedsel worden
teruggebracht door de verpakking te verbeteren.
Bron: BioFair.nl |
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
KPN in de fout met
gratis vliegtickets |
23 december 2004
De KPN gaat in de fout met gratis vliegtickets. Met dit lokkertje
wordt het ‘fun-vliegen’ gestimuleerd. Deze overbodige
vliegkilometers vormen een zware belasting voor het milieu. Dat
druist niet alleen in tegen het internationale klimaatbeleid, het
staat ook op gespannen voet met KPN’s eigen doelstelling zich te
profileren als een onderneming die duurzaam of maatschappelijk
verantwoord wil ondernemen. Pikant detail is dat de overheid nog
steeds een fors pakket aandelen heeft in KPN.
Het gevecht van telefoonmaatschappijen om de gunst van de beller
neemt de laatste weken van het jaar bizarre proporties aan. Wie nu
in een twee- of driejarig mobiel belabonnement stapt, heeft ruime
keuze uit breed pakket aan welkomstgeschenken. Wie toe is aan
DVD-speler of een nieuwe kleuren TV hoeft alleen maar een nieuwe
gratis telefoon te kopen, plus belabonnement natuurlijk. Om de
jaarcijfers voor 2004 op het laatste moment nog wat op te krikken,
overbieden de telefoonmaatschappijen in de dure cadeaumaand elkaar
bijna dagelijks. De KPN heeft in deze gekte een forse poging gedaan
om de koppositie te verwerven. Wie voor het eind van het jaar een
tweejarig MobielPlus abonnement neemt, mag niet alleen een dure
telefoon uitzoeken, maar krijgt ook nog eens twee KLM vliegtickets
voor een aantal Europese bestemmingen cadeau. Wat mij betreft gaat
de KPN hiermee te ver. En de KPN moet ook beter weten. Vliegen is,
hoe je het ook went of keert, een sterk milieuvervuilende
activiteit. Het snel groeiende vliegverkeer is in Europa nu al
verantwoordelijk voor 10 procent van de luchtvervuiling en de
uitstoot van broeikasgassen. De milieubelasting van een reis met een
vliegtuig naar een bestemming in Europa is 4 tot 10 keer zo hoog als
voor een reis naar dezelfde bestemming met een touringcar. Vliegen
verbieden is niet reëel, maar we moeten ons wel afvragen of we niet
kritische en selectiever om moeten springen met de mogelijkheden van
het vliegen. De vluchtjes-voor-de-lol die KPN nu aanbiedt, vallen
wat mij betreft over de rand. Het past ook in een trend waarin een
paar stedentrips per jaar voor veel mensen al een heel normaal
onderdeel wordt in hun reisgedrag. De prijsstunters in de lucht
hebben aan deze ontwikkeling ongetwijfeld sterk bijgedragen. Maar
wie bepaald dan wat nodig is en wat niet als het gaat vliegreizen?
Dat is natuurlijk een hele lastige. Een eerste en belangrijke stap
om het kaf van het koren te scheiden is in ieder geval het toepassen
van het marktmechanisme. Vliegen is gewoonweg veel te goedkoop.
Vliegen wordt ten opzichte van andere vormen van vervoer zwaar
beschermd door het gebrek aan belastingen en milieuheffingen. In
tegenstelling tot alle andere brandstoffen is vliegtuigkerosine vrij
van brandstofaccijns en BTW. De Nederlandse luchtvaart geniet
hierbij van een belastingvoordeel van twee miljard euro per jaar!
Opmerkelijk is tevens dat het vliegen in de klimaatmaatregelen die
zijn afgesproken in het Kyoto Protokol buiten schot blijft. Vliegen
wordt ook hierbij voorlopig nog ontzien en blijft vogelvrij. De
dadendrang van politici om wat aan de voorkeurspositie van de
luchtvaartsector te doen is niet erg groot. Het economisch belang
van de sector wordt niet alleen zwaar overschat, politici kennen de
populariteit van het vliegen onder brede lagen van de bevolking. Wie
daaraan komt maakt zich niet erg populair. Zelfs de meeste
milieuorganisaties zijn terughoudend in het veroordelen van het
vliegen, want ook zij hebben te maken met leden die liever niet op
de vingers getikt willen worden. Staatssecretaris van Geel (milieu)
is wel verklaard voorstander van belasting van het vliegverkeer. Een
aantal Europese ministers van milieu wil ook dat de EU-landen
onderling afspraken maken voor energiebelasting op kerosine voor
vluchten tussen die landen. Lang niet alle EU-landen willen dat, dus
dat zal er voorlopig ook wel niet van komen. Bij het ontbreken van
heldere en consequente politieke koers blijft het vrijheidblijheid
in de luchtvaart. Zeker in zo’n situatie moeten internationale
ondernemingen hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Ik ben benieuwd
hoe de KPN de eindejaarsstunt met de vliegtickets gaat verwerken in
haar eerste corporate milieu- en duurzaamheidsverslag. Op haar
website geeft KPN in ieder geval aan zich er van bewust te zijn, dat
het naast een commerciële rol ook een maatschappelijke rol vervult.
De KPN heeft volgens zichzelf de ambities op milieugebied helder
verwoord in de bedrijfscode: “wij gaan zorgzaam om met het milieu”.
KPN heeft ook aangekondigd door te gaan met het stellen van eisen op
milieugebied aan de belangrijkste toeleveranciers. Wellicht zal de
KPN de KLM, die voor haar nieuwe mobiele klanten de fun-vluchtjes
gaat verzorgen, verzoeken heel stevig met de zwanenvleugels te
wapperen teneinde veel brandstof te besparen. Ad Phernambucq Zeeuws
Platform Duurzame Ontwikkeling
(Zeeuws Platfoirm Duurzame Ontwikkeling) |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Luguber zeebanket
toont
gevolgen bodemvisserij |
02 September 2004
Greenpeace Nederland heeft bij de Tweede Kamer met een luguber
"zeebanket" de enorme hoeveelheid zeeleven getoond die sterft door
de netten van Noordzeevissers. De 11.000 dode krabben, zeesterren en
ondermaatse vis op de 100 meter lange tafel zijn de verspilde
bijvangst van slechts twee uur vissen door één boomkorvisser. Per
gevangen kilo schol of tong doden de zware sleepnetten van deze
vissers vijftig kilo bodemdieren en te kleine vis. Een deel blijft
achter op de zeebodem. Wat in de netten mee naar boven komt, wordt
dood terug in zee gegooid. Met het presenteren van dit vernietigde
zeeleven wil Greenpeace de overheid de schade laten zien, die de
bodemvisserij toebrengt aan de Noordzee.
"Deze zinloze vernietiging van zeeleven en de enorme verspilling van
vis moet stoppen", stelt Just van den Broek, campagneleider Oceanen
bij Greenpeace. "Alleen al de boomkorvissers van de Noordzee zetten
elk jaar 700.000 ton dode of stervende zeedieren overboord.
Daaronder zijn krabben en zeesterren, maar ook vele ondermaatse
exemplaren van commercieel waardevolle vissoorten als schol, wijting
of poon. Vissers verspillen zo hun eigen broodwinning en het heeft
grote gevolgen voor de natuur in zee. Greenpeace wil gedeelten van
de zee afsluiten en beschermen tegen schadelijke activiteiten zoals
deze visserij. Alleen dan kan het zeeleven zich herstellen. Ook de
teruggelopen visbestanden krijgen op die manier weer een kans."
Zeven zeereservaten
Vanuit de landen rond de Noordzee werkt Greenpeace aan een grote
campagne op de Noordzee. Half juli presenteerden zeebiologen van de
milieuorganisatie een gedetailleerde kaart met zeven zeereservaten,
die de toekomst van de Noordzee moeten beschermen. Deze gebieden
zijn belangrijk voor de voortplanting van vis of herbergen bijzonder
onderwaterleven zoals kwetsbare schelpen, kleurrijk koudwaterkoraal
of dolfijnen. Greenpeace wil dat in de zeven natuurgebieden
schadelijke activiteiten als visserij, boren naar olie- of gas,
zandwinning, het dumpen van afval en onveilige scheepvaart worden
verboden.
Doggersbank is waardevolle kraamkamer
Een van deze natuurgebieden is de Doggersbank. Dit gebied, middenin
de Noordzee, is waardevol als kraamkamer voor vele vissoorten. Met
het Greenpeace-schip Esperanza bakenden actievoerders daarom begin
augustus de 85.000 vierkante kilometer van het Doggersbankreservaat
af met grote zeeboeien. In de weken daarna voerde Greenpeace
driemaal actie tegen vissersschepen die bleven vissen in het
zeereservaat. Ook registreerden technici vanaf het schip de
oorverdovende seismische testen die gedurende drie maanden
dolfijnen, zeehonden en vissen verstoren. Greenpeace wil dat de
Europese politiek zeereservaten instelt, waar alle schadelijke
activiteiten verboden zijn om zo de Noordzee er weer bovenop te
helpen.
Het resultaat van twee uur vissen
De dodelijke bijvangst van twee uur boomkorvissen beslaat onder
andere:
1860 krabben, waaronder 160 grote
2537 ondermaatse platvis als schol en schar
5945 zeesterren
215 ondermaatse schelvis, poon en wijting
Greenpeace.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Esperanza
voert actie tegen vernietigende visserij |
18 Augustus 2004
Greenpeace verhindert woensdag 18 augustus dat een vissersboot
haar netten kan uitgooien in het door Greenpeace voorgestelde
zeereservaat de Doggersbank op de Noordzee. Vijf actievoerders
liggen in het water voor het schip, langs een lijn met kleine
boeien, om zo de boomkortrawler te stoppen. Met deze actie gaat
Greenpeace door met het beschermen van het zeereservaat op de
Doggersbank.
De Greenpeace-actievoerders, waaronder Nederlanders, stopten het
schip door vanuit drie rubberboten een lijn met kleine boeien voor
de vissersboot te leggen. Vijf actievoerders in het water zorgden
ervoor dat het schip van koers moest veranderen. De visser, onder
Britse vlag van Nederlandse eigenaar, was aan het vissen in het
Nederlandse deel van de Noordzee, dat door de Nederlandse regering
is genomineerd als natuurgebied in het kader van Natura 2000.
Zeereservaat Doggersbank
Het door Greenpeace uitgeroepen Doggersbankzeereservaat, een gebied
van 85.000 vierkante kilometer, ligt in het midden van de Noordzee
en is onderdeel van de Nederlandse, Duitse, Engelse, Deense en
Noorse Noordzee. Het Doggersbankzeereservaat is een van de zeven
reservaten die door Greenpeace zijn uitgeroepen om de toekomst van
de Noordzee te beschermen(1). De natuur in de Noordzee wordt door
een groot aantal schadelijke activiteiten bedreigd, waaronder teveel
en schadelijke visserij, zandwinning en olie- en gasboringen. Alleen
als deze activiteiten verboden worden in de reservaten, kunnen de
natuur en de visbestanden zich herstellen.
Bodemvisserij
Een van de grootste bedreigingen van de natuur op de Doggersbank is
de bodemvisserij. Boomkorvisserij gebruikt grote zware kettingen die
tijdens het vissen de zeebodem omploegen. Hierbij doden ze alles wat
ze tegen komen. Tachtig procent van de totale vangst bestaat uit
jonge en te kleine vis en andere diersoorten zoals krabben,
zeesterren en octopussen. Deze worden ernstig beschadigd en vaak
dood overboord gegooid. Jaarlijks gaat het om 700.000 ton dode vis
en bodemdieren.
Versnipperd visserijbeleid
Het huidige Europese beheer van de Noordzee is totaal versnipperd.
Elke activiteit, zoals visserij, natuurbeheer, scheepvaart, olie- en
gaswinning, kent zijn eigen beleid. Hierdoor ontbreekt het volledig
aan een eenduidige visie op de Noordzee. Just van den Broek: 'Van
alle bedreigingen waar de Noordzee mee te maken krijgt, is het
versnipperde beleid een grote boosdoener. Alleen als de politiek een
geïntegreerd beleid met zeereservaten instelt, krijgt de Noordzee de
kans zich te herstellen.'
Greenpeace bakende in de eerste week van augustus het
Doggersbankreservaat af door grote zeeboeien te plaatsen. Vervolgens
onderzocht het team op de Esperanza de bijvangst van een Belgische
boomkorvisser. Van twee uur vissen waren 11.000 dode bodemdieren het
slachtoffer geworden. Op 11 augustus voerde Greenpeace actie tegen
een Nederlands vissersschip dat doorging met vissen in het
zeereservaat. Greenpeace wil, dat de Europese politiek zeereservaten
instelt, waar alle schadelijke activiteiten verboden zijn, om zo de
Noordzee er weer bovenop te helpen.
www.greenpeace.nl
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
EU rapport pleidooi
voor stevig klimaatbeleid |
19 augustus 2004
Stevig klimaatbeleid is noodzakelijk om Europa te beschermen
tegen de gevolgen van klimaatverandering. Dat zegt staatssecretaris
Van Geel in een eerste reactie op de klimaatstudie van het Europees
Milieuagentschap, die vandaag is gepubliceerd. Europa wordt bedreigd
met frequentere en extremere overstromingen en hittegolven.
Het Europees Milieu Agentschap stelt in haar nieuwe rapport 'Impacts
of Europe’s Changing Climate' dat de gevolgen van klimaatverandering
nu al merkbaar zijn in Europa. Het verwacht bovendien dat de
gevolgen groter worden als de gemiddelde temperatuur op aarde
toeneemt. Dat betekent dat Europa en daarmee ook Nederland rekening
moet houden met extremere en frequentere overstromingen en
hittegolven.
De aanhoudende hitte eiste vorige zomer in Europa 20.000 doden.
Daarnaast viel de oogst in Zuid Europa door de extreme hitte 30%
lager uit dan normaal en zijn de Alpengletsjers in 2003 met 10%
afgenomen. Staatssecretaris Van Geel: ‘Hoeveel meer bewijzen hebben
we nog nodig om te beseffen dat de klimaatverandering een
alarmerende trend is geworden. Om de gevolgen tegen te gaan, moeten
we stevige maatregelen nemen.’
Inmiddels is algemeen aanvaard dat klimaatverandering het gevolg is
van de uitstoot van broeikasgassen door menselijke activiteiten
zoals energieopwekking, mobiliteit, industriële- en
landbouwproductie. Wetenschappers van het Intergovernmental Panel on
Climate Change (IPCC) bevestigen dit.
Kyoto-protocol
Om de klimaatverandering tegen te gaan, moet de uitstoot van
broeikasgassen aanzienlijk worden teruggebracht. De afspraken uit
het Kyoto-protocol zijn een eerste stap om de klimaatverandering te
stoppen. Het protocol verplicht Europa de emissies van
broeikasgassen tussen 2008 en 2012 met 8% te verminderen ten
opzichte van 1990. Daarna zouden de broeikasgasemissies nog verder
moeten worden teruggebracht.
Het CPB en het RIVM hebben onderzocht wat een reductie van 30% in
2020 de industrielanden zou kosten. Het blijkt dat de kosten van
deze reductie beperkt blijven als de geïndustrialiseerde landen en
de nieuwe economieën samenwerken door bijvoorbeeld een wereldwijd
systeem van emissiehandel op te zetten. De kosten van deze forse
reductie van 30 procent zouden beperkt blijven tot 0,3 tot 0,6
procent van het bruto nationaal product.
Buenos Aires
De Europese ministers van Milieu hebben tijdens de informele
milieuraad in Maastricht deze zomer aangegeven dat de sleutel voor
effectief klimaatbeleid en Europese economische groei ligt in het
efficiënter omgaan met grondstoffen en energie. Europa blijkt
inmiddels voorop te lopen als het gaat om efficiënte
productiemethoden. Dit levert niet alleen een financieel voordeel
op, maar zorgt ook voor minder uitstoot van afval en broeikasgassen.
Nederland wil dat Europa hiermee in december een voorbeeld stelt
tijdens de VN-klimaatconferentie in Buenos Aires.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Milieubeleid:
spanning met EU neemt toe |
7 mei 2004
De uitstoot van milieuverontreinigende stoffen neemt in Nederland
af, vooral door technische maatregelen die in EU-verband zijn
afgesproken. Diverse Europese verplichtingen worden met het
vastgestelde milieubeleid echter niet gehaald. Het niet tijdig halen
van milieudoelen betekent dat burgers en natuur langer worden
blootgesteld aan hogere risico’s en kan leiden tot
ingebrekestellingen en Europese boetes. De decentralisatie van het
milieubeleid leidt voor het Rijk tot een verdere spanning door
enerzijds de beleidsvrijheid die men aan lagere overheden biedt en
anderzijds de afrekenbare verplichtingen die het Rijk heeft richting
Brussel. Dit staat in de Milieubalans 2004, het ‘10e
milieujaarverslag’ van Nederland, uitgebracht door het Milieu- en
Natuurplanbureau van het RIVM.
Uitstoot CO2 lijkt in 2003 te dalen door economische recessie
In 2003 lijkt voor het eerst sinds enige jaren de Nederlandse CO2
emissie te dalen (gecorrigeerd voor temperatuurinvloeden). Dit komt
vooral door krimp in de industrie en niet door minder consumptie:
bij het wegverkeer en elektriciteitscentrales is namelijk sprake van
een lichte toename aan CO2-emissies. De afgelopen twee decennia
groeiden de (auto)mobiliteit en het elektriciteitsverbruik vrijwel
even hard als de economie (BBP) en deze groei heeft zich in 2003
doorgezet. Sinds 1960 is het verbruik van energie gekoppeld aan
consumptie verdrievoudigd door bevolkingsgroei, inkomensgroei en
consumptieverandering. Een groot deel van het effect van de
technische maatregelen is hierdoor tenietgedaan. Het is een
blijvende beleidsopgave om economische groei en afname van
milieuverontreiniging te combineren.
Halen Kyoto-doelstelling hangt op buitenlandse maatregelen
Als het kabinet de aangekondigde maatregelen in de chemische
industrie doorvoert, zal het binnenlandse Kyoto-doel voor
verminderde uitstoot van broeikasgassen waarschijnlijk worden
gehaald. Omdat het kabinet een groot deel van de benodigde
emissiereducties in het buitenland wil realiseren, kan de uitstoot
van broeikasgassen in Nederland tot 2010 nog licht toenemen. Het is
echter nog te vroeg om te kunnen vaststellen of het kabinet met de
in het buitenland geplande maatregelen aan het Kyoto-doel zal
voldoen. Ook na de bezuinigingen in 2003 en 2004, blijft het aandeel
rijksuitgaven in de totale kosten van het klimaatbeleid groot in
vergelijking met de meeste andere milieuthema’s en met andere
EU-landen.
Europese emissieplafonds verzuring: Erop of eronder?
Met het vastgestelde beleid zal Nederland de vanuit de EU verplichte
emissieplafonds voor zwaveldioxide (SO2 ), stikstofoxiden (NOx) en
vluchtige organische stoffen (VOS) in 2010 waarschijnlijk niet
halen, die voor ammoniak wel. Ook met het aanvullende kabinetsplan
‘Erop of eronder’ wordt het halen van de emissieplafonds niet
gegarandeerd. Het plan is daarvoor nog onvoldoende uitgewerkt en
gefinancierd. Nederland heeft net als de overige EU-landen de meeste
moeite met het realiseren van de emissiereductie voor NOx. Om
tegelijkertijd de emissiedoelen én de luchtkwaliteitsdoelen voor NOx
te halen zijn verkeersmaatregelen nodig. Die zijn vaak ook
kosteneffectief.
Mestbeleid werkt, maar afgewezen door EU
Sinds de invoering van het nieuwe mestbeleid in 1998 is het
stikstof- en fosfaatoverschot in de landbouw afgenomen met circa
30%. Dit is vooral het gevolg van een verminderd gebruik van
kunstmest. De huidige verliesnormen voor stikstof zijn echter nog te
hoog om op een groot deel van de droge zandgronden 50 mg nitraat per
liter in het bovenste grondwater te realiseren. Ook worden de
waterkwaliteitsnormen in veel regionale oppervlaktewateren nog
steeds overschreden. Het Europese Hof heeft in 2003 het Nederlandse
mestbeleid als onderdeel van de Nitraatrichtlijn afgewezen. Voor een
mogelijk nieuw derogatieverzoek aan de EU voor een maximale
stikstofgift van 250 kg/ha op graslanden is van belang dat momenteel
meer dan de helft van de landbouwbedrijven op grasland meer dan 250
kg stikstof per hectare uit dierlijke mest gebruikt.
Spanning met EU-beleid neemt toe
Nederland heeft de afgelopen twee jaar een grotere achterstand
gekregen bij het invoeren van Europese milieurichtlijnen, waardoor
het nu tot de achterblijvers in Europa behoort. Op dit moment zorgt
de invoering van de Kaderrichtlijn Water in Nederland tot
spanningen, omdat de maatschappelijke gevolgen van deze EU-richtlijn
voor met name de landbouw nog onduidelijk zijn.
Het Europese beleid kenmerkt zich door harde afrekenbare doelen
waarop de overheden van de lidstaten kunnen worden afgerekend met
boetes. In Nederland is echter een decentralisatieproces in gang
gezet waarbij de uitvoering van beleid grotendeels bij provincies en
gemeenten komt te liggen. Hierbij zijn meestal geen afspraken
gemaakt over de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden. De
sturende rol van het Rijk in het decentralisatieproces is nog
onduidelijk, de samenhang tussen de beleidsvelden milieu, natuur,
water en ruimte is beperkt en de regelgeving en financiering is
complex. In veel gevallen is bij het decentrale gebiedsgerichte
beleid nog geen sprake van meetbare kwaliteitsdoelen en ontbreekt
aandacht voor een adequate monitoring van effecten. De mogelijke
bijdrage van het decentrale beleid aan het realiseren van nationale
of EU-doelen blijft hierdoor onduidelijk. Op rijksniveau ligt dan
ook nog een belangrijke uitdaging om een strategie te formuleren
voor de regierol tussen Brussel en de regio.
Milieudefensie reageert op Milieubalans
'Voorzitten vanuit de bezemwagen'
7 mei 2004
De Milieubalans van het RIVM laat overduidelijk zien dat
Nederland een achterblijver is in Europa. Het halfslachtige
milieubeleid van dit Kabinet stelt het behalen van milieudoelen uit
naar de toekomst, en laat in de tussentijd de natuur achteruit
kachelen en mensen grotere gezondheidsrisico's lopen. Dat stelt
Milieudefensie in een reactie op de vandaag gepresenteerde
Milieubalans van het RIVM.
Per 1 juli krijgt Nederland de voorzittershamer van Europa in
handen.
Klimaat is één van de onderwerpen die het Kabinet in Europa wil
uitdragen. Maar ondertussen zijn de eigen resultaten zwaar onder de
maat, zo concludeert het RIVM. De uitstoot van broeikasgassen neemt
toe, in plaats van af, zo berekende het onderzoeksbureau. Grote
boosdoeners zijn het grote elektriciteitsverbruik en de groei van
het wegverkeer.
Technische maatregelen op klimaatgebied worden tenietgedaan door
consumptiegroei. Het RIVM constateert dat Nederland op het gebied
van klimaatbeleid een achterblijver is in Europa. 'Dat wordt
voorzitten vanuit de bezemwagen', stelt directeur Vera Dalm van
Milieudefensie.
Verkeer
Het RIVM becijfert dat er bijna 5.000 mensen eerder overlijden als
gevolg van luchtverontreiniging door het verkeer. Mensen die dicht
langs een snelweg wonen, sterven één à twee jaar eerder dan mensen
die op een 'schonere' plek wonen. Volgens Milieudefensie doet het
Kabinet Balkendende te weinig om omwonenden van snelwegen te
beschermen en de broeikasgassen terug te dringen. Milieudefensie
pleitte vorig jaar zomer al voor een maximumsnelheid van 80 km/uur
op alle snelwegen in en rond de vier grote steden, het zogenaamde
gezondheidskordon. Op dit moment voert de milieuorganisatie campagne
voor accijnsverhoging op diesel.
'Het zijn simpele en goedkope maatregelen om de uitstoot van giftige
gassen tegen te gaan en mensen rond snelwegen én het milieu te
beschermen', aldus Dalm. 'Maar het kabinet wil er nauwelijks aan'.
Natuur
Volgens het RIVM heeft de natuur in Nederland het zwaar; de
belasting van bodem en grondwater door fosfaten en stikstof is
volgens het RIVM het hoogste van heel Europa. Nederland houdt zich
niet aan haar verplichtingen met als gevolg dat het aantal soorten
planten en dieren verder afneemt. Maar ook zijn de open ruimten in
Nederland vogelvrij verklaard. Vera Dalm: 'Bij de decentralisatie
van het milieubeleid verzuimt het Kabinet duidelijke afspraken te
maken met lagere overheden.
Een treffend voorbeeld hiervan is de Nota Ruimte. Het Kabinet zegt
dat zij het landschap wil beschermen, maar laat verder gemeenten de
vrije hand. Gevolg; het landschap zal verder worden aangetast en
verrommelen.'
Volgens het RIVM blijkt dat een meerderheid van de Nederlandse
bevolking milieuvraagstukken belangrijker vindt dan economische
vraagstukken. 'Het argument van dit Kabinet dat er geen draagvlak is
voor milieubeleid wordt door het RIVM fijntjes onderuit gehaald',
aldus Dalm.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Oproep aan
gemeenten en provincies:
'Word Gentechvrij!' |
25 maart 2004
Milieudefensie en Stichting Natuur en Milieu willen dat gemeenten
en provincies het verbouwen van genetisch gemanipuleerde gewassen
tegengaan. De milieuorganisaties roepen hen (zie brieven onderaan
dit persbericht) op zich 'gentechvrij' te verklaren. Met dit
initiatief sluit Nederland aan bij soortgelijke acties elders in
Europa.
Het verbouwen van gentechgewassen kan tot ecologische problemen
leiden. Zo blijkt dat door genetische manipulatie het gebruik van
chemische bestrijdingsmiddelen in de landbouw wordt verhoogd. Ook is
er groeiende wetenschappelijke zorg over de langetermijneffecten van
genetisch gemanipuleerd voedsel op de gezondheid. Uitkruising en
menging van verschillende gewassen kan schade veroorzaken voor
producenten die zonder gentechnologie willen produceren. Dit
bedreigt met name de biologische landbouwsector. Het is duidelijk
dat het verbouwen van gentechgewassen de boeren en burgers benadeelt
die hun landbouw en voedsel gentechvrij willen houden.
'Gentechvrij' verklaring
Milieudefensie en Stichting Natuur en Milieu hebben nu in een brief
aan alle gemeenten en provincies in Nederland verzocht om zich 'gentechvrij'
te verklaren. Op de eerste plaats kan dit door het uitsluiten van
verbouw van genetisch gemanipuleerde gewassen op grond in bezit van
de lokale overheid. Verder kunnen zij in bestemmingsplannen en
streekplannen juridisch vastleggen dat op alle grond met agrarische
bestemming geen gentechgewassen zijn toegestaan.
Met dit initiatief kunnen gemeenten en provincies in Nederland
aansluiten bij activiteiten in andere landen. Zo is een aantal
Europese regio's een netwerk gestart van gentechvrije regio's.
Daartoe behoren onder meer Toscane, Salzburg, Wales,
Sleeswijk-Holstein en Limousin. Ook hebben in andere Europese landen
al veel gemeenten zich gentechvrij verklaard, zoals bijvoorbeeld een
op de drie Belgische gemeenten.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Een
jaar na dato:
Geen lessen geleerd uit ramp met
tanker Prestige |
© WWF-Canon/Jorge Sierra |
|
© WWF-Canon/Jorge Sierra |
|
10 November 2003
Deze week is het een jaar geleden dat de tanker Prestige voor de
kust van noord-west Spanje zonk. De ramp met de Prestige is een van
de grootste milieucatastrofes in Europa: 2000 kilometer kustlijn
raakte ernstig door olie vervuild. Het zal nog tien jaar duren
voordat het milieu enigszins is hersteld. Greenpeace heeft een
rapport gepubliceerd over de gevolgen van de gespilde olie. Volgens
Greenpeace is het de hoogste tijd, dat de autoriteiten maatregelen
treffen om een zelfde ramp te voorkomen.
Greenpeace is teleurgesteld, dat de Internationale Maritieme
Organisatie (IMO) een jaar na de ramp nog niets heeft ondernomen om
een volgende ramp te voorkomen. De Europese Unie heeft wat
voorzichtige stappen gezet, zoals het verbieden van een paar
(slechts 5%) van de gammele olietankers die langs de Europese kust
varen. De kans op een volgende ramp is echter nauwelijks kleiner
geworden.
Eigenaars hebben geen verantwoordelijkheid
De huidige aansprakelijkheidsregeling, onderdeel van de Civil
Liability Convention, stelt alleen de scheepseigenaar aansprakelijk
en slechts voor een beperkt deel van de schade. De eigenaar van de
vracht, de chartermaatschappij en de crew managers, hebben volgens
deze regels geen enkele verantwoordelijkheid. Zo werd de eigenaar
van de Prestige voor slechts 20 miljoen euro aansprakelijk gesteld,
terwijl de werkelijke schade meer dan honderd maal hoger lag (2,5
miljard euro). Van een aansprakelijkheidsregeling, die ervoor zorgt
dat de veroorzaker/vervuiler voor alle schade opdraait, blijkt een
enorme preventieve werking uit te gaan. In de Verenigde Staten is
een dergelijke regeling ingesteld na de ramp met de Exxon Valdez in
1989.
Te weinig gedaan
"Voorkomen is beter dan genezen, ook bij olierampen," zegt
campagneleider Eco Matser van Greenpeace. "Een goed
aansprakelijkheidsregeling zal ervoor zorgen dat scheepseigenaren
onder de meest veilige omstandigheden, met goed onderhouden schepen,
kundige bemanning, etc, varen. De IMO is de instantie waar afspraken
worden gemaakt om maatregelen treffen. Zij heeft tot nu toe weinig
gedaan om deze negatieve kant van de scheepvaartindustrie aan te
pakken."
Herstel ecosysteem zal jaren duren
De schade die de ramp met de Prestige aan natuur en milieu heeft
veroorzaakt, zal niet zomaar verdwijnen. Het duurt op zijn minst
tien jaar voor de zichtbare gevolgen zijn hersteld. Een compleet
herstel van het ecosysteem zal nog langer duren. De Spaanse overheid
laat volgens Greenpeace na dit herstel te stimuleren. Er ligt nog
steeds geen plan van aanpak voor herstel en een betere bescherming
voor het milieu. Ook verzuimt de overheid maatregelen te treffen om
dergelijke rampen in de toekomst te vermijden.
Rapport gevolgen olieramp
In het rapport dat Greenpeace heeft uitgebracht, pleit Greenpeace
voor een compleet onderzoek naar de gevolgen van de olieramp. Ook in
de toekomst moet het getroffen gebied nauwlettend in de gaten worden
gehouden om inzicht te krijgen in de gevolgen voor het milieu. Het
gebied uitroepen tot beschermd gebied - een verbod op schadelijke
activiteiten als olieboren, seismische tests, risicovol transport of
visserij - zal helpen bij het herstel.
greenpeace.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Minder milieuregels,
maar niet minder bescherming van mens en milieu
|
04 november 2003
Stichting Natuur en Milieu vraagt de Tweede Kamer om een aantal
foute keuzes in de zogeheten herijkingsvoorstellen van VROM te
veranderen. De bewindslieden van ruimtelijke ordening en milieu willen
een kwart van de vierhonderd wettelijke regels voor milieu en
ruimtelijke ordening schrappen. Een op zichzelf goede sanering mag
echter niet ten koste gaan van de bescherming van mens en milieu.
Stichting Natuur en Milieu is het eens met het doel van de
saneringsoperatie: duidelijke en eenvoudige regels, die burgers en
bedrijven minder geld kosten, zonder dat de beleidsdoelstellingen
worden aangetast. Duidelijke regels zijn immers effectiever en
beschermen mens en milieu dus beter. Eén vergunning voor een
activiteit in plaats van een handvol is een verbetering. Integratie
van de milieu- en ruimtelijke ordeningswetten zou nog beter zijn en
dat is VROM op termijn ook van plan.
Toch zitten er adders onder het gras. Zo willen de bewindslieden
afschaffing van de bestaande regels voor zover die verder gaan dan
hetgeen Brussel voorschrijft. De Nederlandse ‘koppen’ op de regels van
de Europese Unie zijn er echter niet voor niets. Als deze worden
geschrapt, is dat wel degelijk een vermindering van de nationale
milieuambities en dus van de bescherming van mens en milieu. Ook
leiden sommige voorstellen eerder tot ingewikkelder procedures dan tot
vereenvoudiging. De Tweede Kamer kan voorkomen dat VROM op basis van
(deels) verkeerde uitgangspunten verder werkt aan de herziening van de
wetgeving.
Stichting Natuur en Milieu vindt voorts dat VROM binnenkort niet
alleen met een wetgevingsprogramma moet komen, maar ook met een
programma om de mogelijkheden van internet optimaal te benutten. De
irritatie bij burgers en bedrijven over de regelgeving ontstaat vaak
niet door die regels zelf, maar doordat niet duidelijk is aan welke
regels men moet voldoen en men van het kastje naar de muur wordt
gestuurd. Met een goede inzet van internet kan al een flink deel van
deze bezwaren worden opgelost.
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Rusland smelt onder klimaatproblemen;
Ratificatie Kyoto broodnodig |
8 september 2003
Milieudefensie heeft vanmorgen in Den Haag een petitie overhandigd
aan de ambassadeur van Rusland. Milieudefensie, partnerorganisatie van
Friends of the Earth, roept de Russische regering op het Verdrag van
Kyoto zo snel mogelijk te ratificeren. Aangesloten Milieuorganisaties
van Friends of the Earth in Duitsland, het Verenigd koninkrijk,
Italië, Luxemburg, Noorwegen en Denemarken hebben op een zelfde manier
aandacht gevraagd voor een spoedige bekrachtiging van het
klimaatverdrag. De oproep wordt gedaan aan de vooravond van het nieuwe
zittingsjaar van het Russisch parlement (Doema).
Om de eis kracht bij te zetten, heeft Milieudefensie een grote ijsberg
voor de ambassade neergezet. Het ijs staat symbool voor de smeltende
delen van de Siberische permafrost door de opwarming van de aarde. Als
de temperatuur op aarde blijft stijgen, zal Rusland te kampen krijgen
met overstromingen. 'Rusland is aan zet', vertelt Luuk Heijlman van
Milieudefensie. 'Niet alleen om hun eigen land te beschermen tegen de
gevolgen van klimaatverandering, maar de hele wereld.
'Volgens Milieudefensie en Friends of the Earth is het cruciaal dat
Rusland het klimaatverdrag onderschrijft. In juni dit jaar kondigden
klimaatwetenschappers van de World Meteorogical Organisation een
recordtoename van extreme weersomstandigheden aan, zoals tornado's
droogtes en overstromingen. 'Sindsdien hebben we een hittegolf gezien
die bijna het hele noordelijk halfrond in z'n greep hield en tot vele
duizenden doden heeft geleidt, om nog maar te zwijgen over de
economische schade', aldus Heijlman. 'Dergelijke extreme
weersomstandigheden zullen toenemen naarmate het klimaat verder
verandert. Het Verdrag van Kyoto is een noodzakelijke eerste stap om
klimaatverandering een halt toe te roepen.
'In het Verdrag van Kyoto verplichten industrielanden zich tot een
beperking van de uitstoot van broeikasgassen (CO2) met gemiddeld 5
procent ten opzichte van 1990. Tot nu toe hebben 113 landen het
verdrag ondertekend. Het verdrag treedt automatisch in werking als
Rusland ondertekent. 'In Kyoto is afgesproken dat het verdrag in
werking treedt als alle landen bij elkaar opgeteld verantwoordelijk
zijn voor 55% van de wereldwijde CO2 uitstoot. Met Rusland erbij wordt
die norm gehaald. Het zou van wereldleiderschap getuigen, als Rusland
het verdrag ratificeert', aldus Heijlman.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Europees
onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030 |
12 mei 2003
In 2030 zal het wereldenergieverbruik verdubbeld zijn; fossiele
brandstoffen, voornamelijk olie, blijven de overheersende
energiebronnen en kooldioxide-emissies zullen bijna tweemaal zo hoog
zijn als in 1990, volgens onderzoek dat vandaag door de Europese
Commissie wordt gepubliceerd. In het rapport "World Energy, Technology
and Climate Policy Outlook" (Mondiale beleidsvooruitzichten inzake
energie, technologie en klimaat) wordt voor het eerst een
gedetailleerd beeld gegeven van de mondiale problemen die binnen
dertig jaar worden verwacht.
De studie bekijkt het langetermijneffect van milieumaatregelen ten
aanzien van de terugdringing van broeikasgassen en het stimuleren van
een groter gebruik van duurzame energiebronnen. De ontwikkelingslanden
zullen wellicht een grote invloed op het mondiale energiebeeld hebben,
omdat zij meer dan 50 procent van de wereldenergiebehoefte
vertegenwoordigen en een overeenkomstig niveau van CO2-emissies
hebben. Voorts zal, ten opzichte van de cijfers van 1990, de bijdrage
van de Verenigde Staten tot de CO2-emissies gestegen zijn met 50
procent, tegenover een stijging met 18 procent in de Europese Unie.
"Wij kunnen het ons niet veroorloven deze onderzoekresultaten en de
implicaties daarvan voor de wereldwijde duurzame ontwikkeling te
negeren," zei Europees Onderzoekcommissaris Philippe Busquin." Om onze
energievoorziening te beschermen en onze verplichtingen van Kyoto na
te komen, moet Europa zijn onderzoeksinspanningen intensiveren. Het
nieuwe EU-kaderprogramma voor onderzoek stimuleert initiatieven die
gericht zijn op duurzame energiebronnen, brandstofcellen en
waterstoftechnologieën. Deze studie biedt ons een waardevol inzicht in
de mondiale energie- en milieuproblemen van de toekomst. Op basis
daarvan kunnen wij onze toekomstige prioriteiten inzake onderzoek &
technologische ontwikkeling op energie- en milieugebied vaststellen."
Het rapport "World Energy, Technology, and Climate Policy Outlook" (WETO)
is opgesteld door een consortium van onderzoekteams uit de EU,
waaronder ENERDATA en CNRS-IEPE in Frankrijk, het Federaal Planbureau
in België en de vestiging van het Gemeenschappelijk Centrum voor
Onderzoek van de Commissie in Sevilla, Spanje.
Het WETO-rapport bekijkt veranderingen in energie en milieupatronen in
de komende 30 jaar. Dit is een prioriteit voor het 6e kaderprogramma
voor onderzoek van de EU, waarin voor de volgende vier jaar 2,120
miljard is uitgetrokken voor "Duurzame ontwikkeling, veranderingen in
het aardsysteem en ecosystemen".
Het rapport behandelt:
- mondiale energieprognoses;
- technologische vooruitgang op energiegebied (waaronder leercurves en
specifieke technologieën op het gebied van elektriciteitsopwekking);
- effecten van het beleid inzake klimaatverandering (waaronder CO
-terugdringing en de gevolgen van versnelde technologische
ontwikkelingen).
Het WETO-rapport behandelt op een gekwantificeerde manier kwesties
zoals de gasmarkt in de EU of technologische ontwikkelingen. Uitgaande
van een reeks goed gefundeerde basisaannames over economische
activiteiten, bevolkingsontwikkelingen en koolwaterstofvoorraden,
geeft het rapport een uitvoerige beschrijving van de ontwikkeling van
de mondiale en Europese energiesystemen, gelet op de effecten van het
beleid inzake klimaatverandering.
De resultaten van het WETO-rapport zijn in hoofdzaak verkregen door
gebruik te maken van een wereldenergiemodel ("POLES") dat de laatste
tien jaar door de verschillende EU-initiatieven voor onderzoek op
energiegebied is ontwikkeld.
De wereldenergiebehoefte zal tussen 2000 en 2030 met ongeveer 1,8
procent per jaar stijgen. Meer dan de helft van de
wereldenergiebehoefte zal naar verwachting afkomstig zijn van de
ontwikkelingslanden, tegenover 40 procent vandaag. De CO2-emissies
zullen stijgen met gemiddeld 2,1 procent per jaar. Mondiaal zullen de
CO2-emissies tegen 2030 44.000 miljoen ton bedragen. De industrie zal
35 procent van energiebehoefte voor haar rekening nemen, de
vervoersector 25 procent en diensten en huishoudens 40 procent.
De mondiale olieproductie zal stijgen met ongeveer 65 procent tot
zowat 120 miljoen vaten per dag in 2030: aangezien driekwart van deze
toename afkomstig is uit OPEC-landen, zal de OPEC in 2030 60 procent
van totale olievoorziening leveren (tegenover 40 procent in 2000). De
gasproductie zal naar verwacht tussen 2000 en 2030 verdubbelen. De
olie- en gasprijzen zullen aanzienlijk stijgen: de olieprijs zal in
2030 wellicht 35 per vat bedragen.
De elektriciteitsproductie zal gestaag toenemen in een gemiddeld tempo
van 3 procent per jaar. De rol van gas en steenkool in de
elektriciteitsproductie zal prominenter worden. Duurzame
energiebronnen, vooral windenergie, krijgen een aandeel van 4 procent.
De Europese CO2-emissies zullen in 2030 stijgen met 18 procent in
vergelijking met het niveau van 1990 (in de V.S. ligt de toename rond
50 procent). Terwijl de emissies van ontwikkelingslanden in 1990 30
procent van het totaal vertegenwoordigden, zullen deze landen in 2030
verantwoordelijk zijn voor meer dan de helft van de CO2-emissies in de
wereld. Europa zal steeds meer afhankelijk worden van gas als
energiebron, maar de gasproductie zal zich concentreren in de vroegere
Sovjet-Unie en het Midden-Oosten, waardoor de energieafhankelijkheid
van Europa toeneemt.
Mochten er nieuwe energiebronnen komen, dan kunnen de
emissiedoelstellingen van Kyoto gemakkelijker worden bereikt: volgens
de ramingen van het WETO-rapport zouden de kosten om deze
doelstellingen te verwezenlijken maximaal met 30 procent worden
gedrukt als kernenergie of duurzame energie op grote schaal worden
gebruikt. Grote emissiedalingen zouden ook kunnen worden gerealiseerd
door de energiebehoeften en de koolstofintensiteit van het
energieverbruik te beperken. De industrie zal naar verwachting de
grootste inspanning leveren om de energiebehoefte te verminderen. Een
daling van koolstofintensief energieverbruik zou in de eerste plaats
moeten komen van de vervanging van steenkool door gas en biomassa, en
in mindere mate olie. Bij dit scenario moet ook rekening worden
gehouden met een aanzienlijke stijging van de productie van wind-,
zonne- en hydro-elektrische energie.
Bron: Europese Commissie
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Land zonder uitlaatgassen
|
IJsland
haalt zijn energie straks uit de H2 van H2O |
In IJsland wordt gewerkt aan een experiment dat de
energievoorziening in de wereld voorgoed zal veranderen. Wetenschap,
politiek en bedrijfsleven hebben besloten definitief afscheid te
nemen van de afhankelijkheid van kolen, olie en gas. IJsland haalt
zijn energie straks uit de H2 van H2O. Thans worden de eerste
stappen gezet en over 25 jaar moet ’s wereld eerste
waterstofeconomie een feit zijn. Schoon, duurzaam, oneindig. De
wereld kijkt aandachtig toe – en zal, zo weten deze Vikingpioniers,
volgen.
Afspraak in Reykjavik. Op deze maandagmorgen om 09.00 uur staat
Bragi Árnason op het trapje voor zijn instituut te wachten. Boze
wolken verbergen de laatste IJslandse zomerzon van het jaar. De
kleur in de omgeving komt van een enkel vrolijk geschilderd huis. En
van het enthousiasme dat Árnason onmiddellijk uitstraalt. Hij
spreekt al 25 jaar over de waterstofeconomie als hét antwoord op de,
voor het geïsoleerd gelegen IJsland, pijnlijke afhankelijkheid van
fossiele brandstoffen. Eerst lachten zijn landgenoten – ‘auto’s die
rijden op water..?’ Nu is hij een held die liefkozend ‘professor
waterstof’ wordt genoemd en die het kleine IJsland heeft verbonden
met multinationale giganten als Shell, DaimlerChrysler en Norsk
Hydro. En die van een lokaal experiment een voorbeeld voor de wereld
heeft gemaakt.
Door de gang van zijn instituut beent Árnason meteen naar zijn
laboratorium om een recente aanwinst te laten zien. Op een tafel bij
het raam staat een opstelling. Uiterst links vangt een klein
zonnepaneel licht op dat wordt omgezet in elektriciteit. Die
elektriciteit loopt naar een elektrolyseapparaat dat in een bak
water (H2O) scheidt in H2 (waterstof) en O2 (zuurstof). De twee
leidingen met H2 en O2 lopen vervolgens verder en ontmoeten elkaar
weer in een kleine zogenoemde brandstofcel waarin zij samen weer tot
water reageren en waarbij elektriciteit wordt opgewekt. Met die
elektriciteit draait een molentje in het laboratorium van Árnason.
Het water loopt uit de brandstofcel terug naar het beginreservoir
waar het door elektrolyse opnieuw wordt gescheiden. Deze gesloten
cirkel van energie, die de lucht niet vervuilt en het klimaat niet
verstoort, kan blijven functioneren zolang de zon op aarde schijnt –
nog een paar miljard jaar. Dat is het perspectief van de
waterstofeconomie.
Het draaiende molentje in het laboratorium is het symbool voor de
toekomstvisie van Árnason: alle verbrandingsmotoren van de auto’s en
de vissersschepen van IJsland moeten worden vervangen door
elektromotoren die worden gevoed door waterstof-brandstofcellen.
Tegelijkertijd moet IJsland zijn rijke natuurlijke hulpbronnen
inzetten om op duurzame wijze de elektriciteit op te wekken, die
nodig is voor de productie van waterstof via elektrolyse van water.
De IJslanders zien zich straks zelfs als exporteurs van waterstof en
dromen van een toekomst voor hun land als het ‘Koeweit van het
Noorden’.
Energiedeskundigen zijn het erover eens dat waterstof op termijn het
enige alternatief vormt voor de fossiele brandstoffen waarop de
wereldeconomie thans draait. Zonneenergie is weliswaar direct te
benutten – het molentje van Árnason kan ook rechtstreeks worden
aangesloten op het zonnepaneel – maar de ‘omweg’ via de productie
van waterstof is van belang, omdat auto’s ook moeten kunnen rijden
als de zon niet schijnt. Waterstof kan – zoals olie en gas – worden
opgeslagen en worden gebruikt op het moment dat er behoefte aan is.
Waterstof is het meest voorkomende element in het universum. Het
enige probleem is dat het vrijwel altijd gebonden is – in water
(H2O) en in koolwaterstoffen, zoals aardgas (CH4). Water is in
overvloed beschikbaar in de oceanen. Voor de waterstofeconomie is
daarom alleen duurzaam opgewekte elektriciteit nodig om waterstof
uit water los te maken. Maar dat lijkt eenvoudiger dan het is. Ook
al groeien zonne- en windenergie thans met ruim dertig procent per
jaar, het totale aandeel van duurzaam opgewekte elektriciteit in de
wereldenergievoorziening bedraagt pas 2,2 procent. IJsland vormt
echter een belangrijke uitzondering. Terwijl de wereld wacht op de
definitieve doorbraak van windmolens, zonnepanelen, biomassa,
getijdenenergie et cetera, wordt alle elektriciteit op het eiland
thans al volledig duurzaam opgewekt. Daarom is de waterstofeconomie
van IJsland meer dan een droom van een bevlogen professor.
Een uur rijden buiten Reykjavik ligt een grote
elektriciteitscentrale. De weg ernaar toe voert door een bizar
landschap van met mos begroeide, gestolde lava. Hier en daar een
paar grassprieten van misschien twintig centimeter hoog. Bomen en
struiken staan alleen in een enkele tuin van een rijke IJslander in
Reykjavik. IJsland lijkt op de maan, dacht de leiding van de
Apollovluchten en zij liet astronauten op de IJslandse bodem trainen
voor hun bezoeken aan de maan. Plotseling stijgen rookwolken op uit
het monotone landschap: de elektriciteitscentrale kondigt zich aan.
De schoorstenen zien eruit als elke andere centrale. De turbines
ook. Maar toch is alles anders. Hier wordt al twintig jaar
elektriciteit opgewekt met behulp van stoom die omhoog spuit uit de
aarde. In IJsland wordt dergelijke energie van geisers benut om
elektriciteit op te wekken. De ‘rookwolken’ uit de schoorstenen
bevatten slechts waterdamp. De overflow van de centrale creëerde
zelfs tot een bijzonder meertje dat bij toeval de belangrijkste
toeristische attractie van IJsland werd. Terwijl het plenst van de
regen waden tientallen mensen in het warme (39 graden!), waanzinnig
blauwe water. Het siliciumrijke water van deze Blue Lagoon is
overigens ook zeer effectief gebleken bij de behandeling van
huidziekten als eczeem en psoriasis.
Zogenoemde geothermische energie en waterkracht zorgen voor de
volledige elektriciteitsvoorziening van IJsland. En de potentie
wordt nog niet eens voor twintig procent benut. Je kunt vrijwel
overal op het eiland een gat boren waaruit een geiser spuit die een
turbine kan aandrijven. Maar aan die potentiële overvloed van
duurzame elektriciteit heeft IJsland thans niet voldoende. Voor de
industrie en vooral voor het transport is het land afhankelijk van
de import van olie en kolen. Die import beslaat 32 procent van het
totale energieverbruik en kost het land elk jaar zo’n 120 miljoen
euro. Maar de trotse Vikingen, die in de negende eeuw op het eiland
neerstreken, ervaren in de buurt van de Noordpool, honderden mijlen
van de aanvoerplaatsen van olie en kolen hun afhankelijkheid nog als
het pijnlijkst. Vandaar dat Bragi Árnason na zijn studie chemie in
Duitsland in 1962 een onderzoek begon: ‘Het lag voor de hand om te
onderzoeken hoe wij onze afhankelijkheid van geïmporteerde fossiele
brandstoffen konden vervangen door onze uitbundige binnenlandse
energiereserves.’ Dat onderzoek voerde uiteindelijk naar waterstof.
In 1978 schreef Árnason zijn eerste rapport waarin hij opperde om
waterkracht en geothermische energie te gebruiken voor de productie
van waterstof als de brandstof voor industrie en vervoer. Hij trok
met zijn verhaal langs de Rotaryclubs van IJsland en oogstte vooral
ongelovige blikken en meewarige glimlachen. Daarbij was het
waarschijnlijk gebleven, als niet een toevallige loop van
omstandigheden IJsland in de voorhoede van het nieuwe
energietijdperk had gebracht.
Allereerst trof professor Árnason in 1997 de jonge parlementariër
Hjalmar Árnason – geen familie – onder zijn gehoor tijdens een
spreekbeurt op een sombere winterse avond in Reykjavik. Deze leraar
raakte zeer enthousiast voor de ideeën van ‘professor waterstof’ en
introduceerde de waterstofeconomie in het parlement. Met moeite
kreeg Árnason het voor elkaar dat een parlementaire commissie het
initiatief zou bestuderen. Het perspectief van een rapport, dat in
een bureaulade zou worden vergeten, gloorde, maar op een of andere
manier bereikte de instelling van de commissie de redactie van The
Economist in Londen. Een redacteur belde Árnason, terwijl hij bezig
was met zijn favoriete hobby: zalm vissen in een IJslandse rivier.
Árnason liet zich in zijn overmoed ontvallen dat de overgang naar de
waterstofeconomie in IJsland in 2030 zou kunnen worden voltooid. Het
resulterende artikeltje viel op de burelen van de directie van toen
nog Daimler (nu DaimlerChrysler), die zich op dat moment boog over
een antwoord op de toenemende kritiek op de auto-industrie vanwege
vervuiling en broeikaseffect. ‘Ze doen iets in IJsland’, murmelde
een directeur en een delegatie reisde af.
Parlementariër Hjalmar Árnason herinnert zich nog goed wat er toen
gebeurde. De komst van Daimler naar IJsland zorgde voor een van de
grootste media-evenementen uit de recente geschiedenis van het
eiland waar men niet gewend is in de belangstelling van buitenlandse
partijen te staan. ‘We moesten uitwijken naar een schuilplaats voor
de besprekingen.’ Die ontmoeting deed zijn werk. Árnason: ‘Hier
geldt dat iets pas waar is als iemand uit het buitenland het zegt.’
De waterstofeconomie stond definitief op de IJslandse agenda.
Shell was de tweede multinational die aanklopte in Reykjavik. Het
waterstofexperiment paste naadloos in de scenarioplanning waarmee
Shell wereldwijd furore heeft gemaakt. Bovendien had het concern in
1998 een speciale waterstofdivisie – Shell Hydrogen – opgericht.
Professor Bragi Árnason vertelt dat hij een delegatie van Shell een
keer vroeg naar de beweegredenen van het bedrijf om deel te nemen
aan het IJslandse experiment. ‘Wij zijn hier, omdat we over vijftig
jaar als een brandstofcelbedrijf willen bestaan’, luidde het
antwoord. En IJsland is een ideaal ‘laboratorium’ voor experimenten
met de waterstofeconomie. Het land heeft slechts 280.000 inwoners,
maar de infrastructuur is wel vergelijkbaar met die van elk ander
modern industrieland. IJsland groeide in de afgelopen eeuw van een
van de armste landen van Europa naar een van de rijkste landen van
de wereld. Een extra voordeel bieden de extreme weersomstandigheden
die de nieuwe technologie op de proef zullen stellen.
De derde buitenlandse partner werd Norsk Hydro, producent van
ondermeer elektrolyse-instrumenten. Met deze drie partijen werd het
bedrijf Icelandic New Energy opgericht, dat voor 51 procent in
handen is van IJsland. Icelandic New Energy moet IJsland in fasen
naar de waterstofeconomie leiden. Het partnerschap met de drie
westerse multinationals weerspiegelt dat IJsland de duurzame
economie niet alleen kan verwezenlijken. De productie van waterstof
met duurzaam opgewekte elektriciteit is geen probleem. Maar zoals de
voorzitter van Icelandic New Energy, professor Thorsteinn Sigfusson,
zegt: ‘We hebben auto’s nodig, dus hebben we de wereld nodig.’
Voor de schone auto is de ontwikkeling van de brandstofcel
doorslaggevend. Het principe van de brandstofcel werd al in 1839
ontdekt door de Brit Sir William Robert Grove. In de ruimtevaart
wordt de brandstofcel ook al tientallen jaren toegepast, maar het
was lange tijd een zwaar, groot en duur instrument – ongeschikt voor
commerciële toepassing in bijvoorbeeld auto’s. Tien jaar geleden
raakte de ontwikkeling van de brandstofcel echter in een
stroomversnelling. Dat gebeurde onder aanvoering van de Canadese
producent Ballard Power Systems, die in 1992 een
waterstof-brandstofcelbus introduceerde in Vancouver. Het vermogen
van die bus bleek 150 kilowatt te zijn, meer dan 15 keer zoveel als
deskundigen voor mogelijk hielden voor een brandstofcel. Dat bleek
een cruciale doorbraak. Inmiddels worden de eerste prototypes van
auto’s met een elektromotor die wordt aangedreven door een
brandstofcel getest. En DaimlerChrysler is een wedloop gestart om in
2004 als eerste autofabrikant een brandstofcelauto in productie te
nemen. Die wedloop, waaraan ook andere autofabrikanten deelnemen
heeft een gunstig effect op het scenario dat Icelandic New Energy
voor IJsland hanteert.
Mei volgend jaar opent Shell een eerste tankstation in Reykjavik
waar waterstof ter plekke wordt gemaakt en kan worden getankt.
Tegelijkertijd gaat in de IJslandse hoofdstad een eerste
brandstofcelauto van DaimlerChrysler rijden. Later dat jaar
verschijnen de eerste drie brandstofcelbussen, ook van
DaimlerChrysler, in het openbaar vervoer van Reykjavik. De overige
circa zeventig bussen zullen vervolgens geleidelijk aan worden
vervangen. Onlangs werd ook overeengekomen dat over drie jaar een
eerste prototype van een vissersschip met een brandstofcel zal
worden gepresenteerd. Vervolgens is de vraag hoe snel de 180.000
IJslandse autobezitters en 2500 vissersschipeigenaren de nieuwe
technologie zullen omarmen. Parlementariër Árnason is wat dat
betreft optimistisch: ‘Overal vragen mensen mij dagelijks: “wanneer
komen de auto’s?” Ik ben ervan overtuigd dat de IJslanders in grote
getale brandstofcelauto’s gaan kopen als die op de markt komen. Wij
staan bekend om de wereldrecords die wij vestigen als het gaat om de
introductie van nieuwe technologie, zoals computers en mobiele
telefoons.’ Árnason wijst ook op het aantrekkelijke perspectief van
door een elektromotor aangedreven – stille – schepen: ‘Het
voortdurend gestamp van de motor is hinderlijk voor de bemanning en
jaagt bovendien de vissen weg. Ik ben ervan overtuigd dat stille
brandstofcelscheepsmotoren gretig aftrek zullen vinden, zodra zij op
de markt komen.’
Icelandic New Energy denkt de overgang naar de schone, duurzame
waterstofeconomie in 2025 volledig te hebben verwezenlijkt (zie
kader). Dan zal het 50 jaar geleden zijn dat Bragi – professor
waterstof – Árnason (67) zijn visie voor het eerst bekendmaakte. ‘De
overgang van hout naar kolen koste drie generaties. De stap van
kolen naar olie ook. Steeds vijftig jaar. Ik zie de eerste stappen
van de waterstofeconomie. Mijn kinderen zullen de transformatie
meemaken en mijn kleinkinderen zullen leven in deze nieuwe
economie’, zegt Árnason. Technisch zou de overgang zelfs sneller
kunnen, maar Sigfusson van Icelandic New Energy zegt: ‘We kunnen
onze samenleving niet bouwen op prototypes.’ Ofwel de internationale
industrie moet ook opschieten. Wat dat betreft is er echter reden
voor optimisme. Met dertig jaar waterstofervaring zegt Bragi Árnason
droogjes: ‘Geen enkel plan in de waterstofwereld is ooit op tijd
geweest. Elk initiatief werd vroeger dan gepland realiteit.’
Tekst: Jurriaan Kamp
Bron: Ode
Ode is een stroom voor mensen die op zoek zijn naar inspiratie en
nieuwe visies. Het gedachtegoed van Ode is onder meer te vinden in
het maandelijkse tijdschrift, de interactieve website (www.ode.nl),
de gratis digitale nieuwsbrief en op de maandelijkse evenementen.
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|