|
|
|
|
Archief 2005/2007
terug naar
biologisch
Europees logo naast EKO-keurmerk
Vanaf heden kan op biologische producten in Nederland
behalve het EKO Keurmerk ook het Europese keurmerk voor
biologische producten worden gebruikt.
Het Europese logo is handig voor fabrikanten die hun
producten in meerdere Europese landen aanbieden. Voor
consumenten betekent het dat zij op biologische producten
behalve het bekende EKO Keurmerk ook het Europese logo
kunnen tegenkomen. |
|
|
|
Nederlanders willen weidezuivel
Negen op de tien Nederlanders willen melk en kaas van koeien
in de wei. Zij zijn ook bereid meer te betalen voor
weidezuivel. Dat blijkt uit een opiniepeiling in opdracht
van Stichting Natuur en Milieu. Steeds meer koeien staan
tegenwoordig het hele jaar op stal. Dat is niet goed voor de
dieren. En koeien horen helemaal bij het Hollandse
landschap.
De Nederlanders willen in overgrote meerderheid dat hun
supermarkt binnen een jaar zuivelproducten verkoopt die
gegarandeerd voor honderd procent afkomstig zijn van koeien
in de wei. Dat moet duidelijk op de verpakking staan. Men is
graag bereid een meerprijs te betalen – het gaat om een paar
cent per liter melk.
Veertig procent van de ondervraagden overweegt zelfs om voor
weidezuivel zonodig naar een andere supermarkt te gaan.
Klanten van Albert Heijn, Konmar, Plus, C1000 en Super de
Boer hechten het meeste belang aan weidezuivel.
Steeds meer melkkoeien staan het hele jaar op stal en komen
nooit buiten. De afgelopen vijftien jaar is dit toegenomen
van vijf naar zeventien procent van de koeien. Deze
ontwikkeling dreigt de komende jaren door te gaan. Natuur en
Milieu komt daartegen in actie. Als koeien in de wei staan,
bevordert dat hun gezondheid en welzijn. Het geeft ook
minder vervuiling met ammoniak uit mest. En, koeien in de
wei - dat hoort helemaal bij het Hollandse landschap.
Algemeen directeur Mirjam de Rijk van Natuur en Milieu: ‘De
enquête wijst uit dat vrijwel alle Nederlanders daar belang
aan hechten. Zij willen daarom weidezuivel. De bal ligt nu
bij supermarkten. Wij gaan hen aanspreken om ervoor te
zorgen dat weidezuivel op de schappen komt.’
|
|
|
Stichting De
Noordzee beoordeelt duurzaamheid van vis en schelpdieren
De mossel scoort goed op de meetlat van duurzaamheid. Dat meldt de
Stichting De Noordzee. De milieuorganisatie
beoordeelt jaarlijks van bijna 90 vissen en schelpdieren hoe de
soort er voor staat en de effecten op het milieu. De mossel blijkt
op deze aspecten goed tot vrij goed te scoren en is een prima keuze
voor de consument!
Stichting De Noordzee stimuleert de consumptie van vis en
schelpdieren mits deze zonder al te veel schade aan de natuur
gevangen of gekweekt zijn. Ook stimuleert zij de consumptie van
alternatieven voor vissoorten die overbevist zijn. Door te kiezen
voor vis die 'groen' scoort, kunnen consumenten een bijdrage leveren
aan gezonde zeeën en oceanen en aan duurzame visserij. De scores van
'goede vis' zijn beschikbaar via www.goedevis.nl en in het boek 'De
Goede Visgids. Vis eten met goed geweten'. Op www.goedevis.nl is ook
een mini-vislijst te downloaden voor in de portemonnee.
Stichting De Noordzee wil de markt voor duurzame vis verder
ontwikkelen. De Noordzee informeert consumenten zodat deze
bewust(er) gaan kiezen voor duurzame vis. Consument, kies dus voor
de mossel. Ook de Zeeuwse oester scoort overigens groen.
|
|
Natuurvoeding, de consulent helpt u op weg. Op zoek naar een advies,
naar een goed dieet of gewoon wat lekkere recepten?
Kijk bij de specialisten op deze site,
ook voor u is er de juiste natuurvoedingsconsulent.
Heeft u vragen?
Stel ze aan een van de deskundigen of stuur een
e-mail naar deze site. Veel plezier.
|
Bij de productie van biologisch voedsel wordt zoveel mogelijk
rekening gehouden met milieu, dier en mens. In allerlei
voorschriften is vastgelegd wat daaronder wordt verstaan. Het
instituut Skal controleert of ze worden nageleefd. Biologische
producten zijn herkenbaar aan het EKO-keurmerk en/of de term
‘biologisch’ of vertalingen daarvan (organic, ökologisch, biologique). |
|
Biologisch katoen |
Er is dit jaar veel aandacht
vanuit consumentenorganisaties voor milieu- en mensvriendelijk
geproduceerde kleding. Bewuste consumenten eisen naast biologische
voeding nu ook luid en duidelijk een aanbod van verantwoorde en
modieuze kleding. Kledingmerken als Kuyichi en Patagonia gaven
hieraan al enige tijd gehoor. Maar nu gaat ook Hennes & Mauritz dit
jaar nog een proef doen met het aanbieden van kleding van
biologische katoen.
In Zwitserland bewijst Coop, als één van de twee grootste
supermarkt-concerns in het land, al enige tijd de haalbaarheid van
biologische kleding. Eenderde van haar totale omzet in kleding en
textiel komt van biologische kledingsartikelen, terwijl voor
babykleding uitsluitend nog biologische artikelen verkrijgbaar zijn.
De gangbare teelt van katoen is zeer milieuonvriendelijk. Ze
verbruikt maar liefst 20% van de wereldwijd gebruikte pesticiden.
Ook de verdere verwerking van de stoffen is veelal sterk
milieuvervuilend en de productie omstandigheden in kledingfabrieken
zijn slecht, zoniet
mensonterend.
(Bron: Publiciteitscentrum Biologische Landbouw, 14 april 2004)
|
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Bio-Monitor
jaarrapport 2006 toont groeicijfers in alle verkoopkanalen |
4 april 2007
De consumentenbestedingen voor biologische voedingsmiddelen zijn
in 2006 gestegen met 9% tot € 460,3 miljoen. De totale
consumentenbestedingen aan voedingsmiddelen zijn in dezelfde periode
gestegen met 3% naar € 24,6 miljard. Het marktaandeel voor
biologische producten steeg naar 1,9% (2005: 1,8%). Bij de
versproducten bedraagt het marktaandeel 2,8% tegen 2,7% in 2005.
Deze cijfers worden gepresenteerd op het tiende Bio-Congres van
Biologica op Landgoed Rhederoord.
Over hele linie groei
De groei van de bestedingen heeft plaatsgevonden binnen alle
verkoopkanalen: bij supermarkten (+ 9,4%), in de speciaalzaken (+
9,6%), in de cateringsector (+ 6,2%) en in de overige kanalen
waaronder huisverkoop en webwinkels (+ 11%). Binnen het
supermarktkanaal geven de discounters ook acte de présence met een
omzetgroei van 26,3%.
Positie binnen Europa
Voor zover het marktaandeel van Europese landen bekend is, kan
geconstateerd worden dat Nederland het met 1,9% goed doet. Anno 2005
scoorden Zwitserland (4,5%) en Duitsland (3,0%) beter, maar
Nederland bleef in dat jaar landen als Italië (1,6%) het Verenigd
Koninkrijk (1,3%) en Frankrijk (1,1%) voor.
Dagverse zuivel, vlees en brood in trek
Dagverse biologische zuivel (excl. kaas en boter) doet het goed bij
de consument met een omzet van €77 miljoen. Het marktaandeel steeg
van 3,4 naar 3,8%. Het marktaandeel vlees steeg naar 2,3% bij een
omzet van € 57,6 miljoen. Bij brood steeg de omzet met 14% naar € 29
miljoen. Hierdoor klom het marktaandeel naar 2,1% (2005: 1,8)%.
Alleen bij de verse AGF is het marktaandeel gedaald. Dit komt vooral
door gestegen prijzen van de gangbare AGF.
Afzetperspectief
De stijgende cijfers in 2006 hebben nog geen gevolgen gehad voor de
omvang van de biologische land- en tuinbouw in Nederland. Verwacht
wordt dat de groei aanhoudt en dat er dit jaar weer nieuwe
omschakelaars bij zullen komen.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Vraag naar biologisch katoen
groeit wereldwijd explosief |
11-09-2006
De vraag naar producten van biologisch katoen is de laatste jaren
explosief gestegen, van 245 miljoen US dollar in 2001 naar 580
miljoen US dollar in 2005. De komende jaren wordt een
verdrievoudiging verwacht met een schatting van 2.6 miljard US
dollar in 2008.
Toonaangevende bedrijven op deze markt zijn Nike (wereldwijd), Coop
Switzerland, Otto (Duitsland), Patagonia (wereldwijd) en Sam.s Club/Wal-Mart
(wereldwijd). De sterke groei van de biologische katoenmarkt biedt
bedrijven wereldwijd een unieke mogelijkheid voor
economische groei die duurzaam is. En het biedt miljoenen
producenten de mogelijkheid over te stappen op biologische
katoenteelt wat hen een beter toekomstperspectief geeft.
De groeiende vraag van Europese en Amerikaanse consumenten naar
biologische katoenproducten (kleding, textiel en
verzorgingsproducten) creëert juist ook nieuwe economische
mogelijkheden voor grote en kleine katoenproducenten wereldwijd. De
productie van biologisch katoen is in meer dan 22 landen gegroeid.
Het beïnvloedt het leven van tienduizenden biologisch
katoenproducenten en hun families en in potentie tientallen
miljoenen arbeiders en producenten in de gewone katoensector. De
positie van producenten in ontwikkelingslanden behoeft daarbij
specifieke aandacht om te zorgen voor eerlijke kansen op de
wereldmarkt.
Meer dan 300 vertegenwoordigers van o.a. kledingmerken, retailers,
fabrikanten en (biologisch) producenten komen van 11 tot en met 15
september 2006 bijeen op de Organic Exchange Annual Conference and
Marketplace in Utrecht. Hoofddoel van deze conferentie is het
uitwisselen van ervaring en kennis, het ontwikkelen van
samenwerkingsvormen om de groeiende biologische katoenmarkt op
duurzame wijze verder te ontwikkelen en de positie van producenten
in ontwikkelingslanden te versterken.
'Het is fantastisch om te zien dat bedrijven als Edun, Levi Strauss,
Nike, Marks & Spencer en Woolworth's South Africa hun positie in de
markt gebruiken om producten te ontwikkelen waarmee consumenten er
goed uitzien, zich goed voelen en die tegelijkertijd bijdragen aan
een duurzame economie', aldus Rebecca Calahan Klein, directeur van
Organic Exchange. Organic Exchange is een mondiaal georiënteerde
non-profit organisatie die zich richt op uitbreiding van biologische
landbouw.
ICCO, Interkerkelijke organisatie voor ontwikkelingssamenwerking, is
partner van Organic Exchange en mede-gastorganisator van de
conferentie. Volgens Jack van Ham, directeur ICCO, is een
structurele verandering in de katoen- en textielmarkt nodig om de
positie van de katoenproducenten en arbeiders wereldwijd te
verbeteren. Van Ham: 'ICCO brengt aanbieders en afnemers van
biologisch katoen in contact met elkaar en ondersteunt en adviseert
de partijen in de hele keten.' Ook mede-gastorganisatie Rabobank
Foundation onderschrijft het belang van de biologische katoenmarkt.
Directeur MVO Rabobank, Bart-Jan Krouwel: 'Vanuit ons beleid op het
gebied van MVO en duurzaamheid streven wij naar verduurzaming van de
landbouw en ook een duurzame verbouw van katoen'.
'ICCO, Rabobank Foundation, Nike Europe en Made-By zijn met rede
mede-gastorganisaties en ondersteuners van de conferentie', zegt
Calahan Klein. 'Zij spelen een zeer belangrijke rol in het
ondersteunen en versterken van biologisch katoenproducenten en het
creëren van een opening naar de internationale markt.'
bron:ICCO
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Biologisch wordt groot – en dat
is goed! |
Hoe multinationals de biologische productie
massaal omarmen - en waarom dat voor de wereld een goede zaak is.
Vanaf mijn achtste heb ik jarenlang elke zaterdagochtend op mijn
fiets een biologisch brood opgehaald dat mijn moeder wekelijks
bestelde bij de plaatselijke reformwinkel. Het brood werd gebakken
door het biologisch-dynamische bedrijf Loverendale in Zeeland.
Ik herinner me de winkel op zaterdagochtend: een uitgemergelde
mevrouw achter de kassa die op mij geen gezonde indruk maakte; het
verse assortiment bestond vooral uit een kist kleine, verschrompelde
appels met hier en daar een bruin wormgaatje in de schil; en dan lag
er nog ergens een streng Duits boekje over gezonder leven. In die
tijd was biologische productie een hobby van enkele idealistische
zonderlingen en ‘fundamentalistische’ aanhangers van de Duitse
reformbeweging. Ik moet toegeven: het brood was lekker, maar de
winkel gaf mij in het geheel niet het gevoel dat hier de toekomst
van gezond voedsel lag.
Bijna veertig jaar later doe ik geregeld boodschappen in Whole Foods,
de Amerikaanse beursgenoteerde, snelst groeiende en grootste
biologische supermarkt ter wereld. Het verschil met die reformwinkel
van toen is dramatisch. Whole Foods is een spectaculair succes in
economisch, ecologisch, sociaal en culinair opzicht. Boodschappen
doen in deze supermarkt is een attractieve en inspirerende belevenis
– en de wereld wordt er beter van. Whole Foods is in belangrijke
mate verantwoordelijk voor de ‘transformatie’ van biologische
voeding: van die onaantrekkelijke, verschrompelde appeltjes naar dé
toekomst van voedsel.
De trend is onmiskenbaar. Het aandeel van het biologische segment in
de totale voedselproductie en consumptie is nog klein: in Westerse
landen zo’n 3 procent. Maar de sector groeit hard: zeker 20 procent
per jaar. Die ontwikkeling zal ingrijpend versnellen nu Wal-Mart,
het grootste bedrijf ter wereld, onlangs heeft aangekondigd dat het
dit najaar in al zijn Amerikaanse winkels een groot biologisch
assortiment zal introduceren, waarvan de prijzen maximaal 10 procent
boven de ‘gewone’ prijzen zullen liggen.
Er zijn meer opmerkelijke signalen: enkele weken geleden
introduceerde Kellogg’s in de Verenigde Staten organic rice
krispies. Biologische ketchup van Heinz was al op de markt en in
eigen land lanceert Konmar – koploper in het biologische aanbod –
steeds meer biologische producten in de schappen, terwijl uit de
jaarlijkse ‘eko-tellingen’ van Milieudefensie blijkt dat Bas van der
Heijden en Dirk van der Broek grote sprongen voorwaarts maken.
Deze gegevens illustreren dat ‘biologisch’ mainstream wordt en niet
langer een randverschijnsel is. Goed nieuws, zou je zeggen. Het is
toch vooruitgang als voedsel wordt verbouwd en geproduceerd zonder
de chemicaliën die het milieu vervuilen en in verband worden
gebracht met gezondheidsschade? Toch klinken er andere geluiden.
Michael Pollan, auteur van The Omnivore’s Dilemma: A Natural History
of Four Meals (2005), zei het in The New Yorker onlangs zo:
‘Biologisch wordt precies datgene waarvan wij hoopten dat het
daartegen een alternatief zou bieden.’ Ofwel: biologisch ging hand
in hand met een voedselproductie op menselijke schaal. Kleinere
bedrijven en lokale productie boden in de jaren zestig en zeventig
van de vorige eeuw een tegenwicht tegen de opmars van de industriële
landbouw die was geïnspireerd door de Groene Revolutie, die de
chemische bestrijdingsmiddelen op grote schaal introduceerde en die
de hippies een doorn in het oog was. Kleine idealistische
biologische boeren(bedrijven) – zoals Loverendale in Zeeland –
verkochten hun productie in kleine winkels of liever nog op een
boerenmarkt.
Pollan is niet de enige die een paradijs verloren ziet gaan. Er
klinken steeds meer gefrustreerde signalen. Biologisch groot,
massaal? Dat was toch niet de bedoeling? Multinationals als
Kellogg’s, Heinz en Konmar produceren weliswaar naar de letters van
de richtlijnen van de biologische keurmerken, maar niet naar de
geest van de biologische productie, heet het.
Of het klinkt nog scherper. Marion Nestle, hoogleraar voedingsleer
aan New York University, zei onlangs in The New York Times over de
toenemende belangstelling van multinationals voor biologische
voeding: ‘Het is een list om meer geld te kunnen vragen voor
junkvoedsel.’
Er is natuurlijk een groot verschil tussen het opportunisme van
beursgenoteerde ondernemingen en de gepassioneerde gedrevenheid van
een kleinschalig boerenbedrijf dat mens en natuur wil dienen.
Gevestigde multinationals zien inderdaad kans om ook het biologisch
winkelende publiek steeds meer gemaksvoedsel aan te bieden. Ze
voegen waarde toe en dat levert hogere prijzen op.
Zo kan ik in Whole Foods gewassen gemengde sla in voorverpakte
zakjes kopen. Ik besef dat dat een overbodige luxe is; ik kan best
zelf onze sla wassen. En toch symboliseert het aanbod van die zakjes
sla voor mij dat biologisch voedsel een deel van de ‘gewone’ wereld
is geworden. Dat vertelt mij dat we het uiterst verantwoorde, maar
ook zo kansloze perspectief van die winkel van veertig jaar geleden
achter ons hebben gelaten. En dat geeft mij hoop.
De versnelde opmars van de biologische productie betekent dat in de
wereld steeds minder gif wordt gebruikt voor de productie van
voedsel – gif dat de planeet schaadt en dat de gezondheid bedreigt.
Het betekent dat ook minder gebruik wordt gemaakt van genetische
manipulatie – biologische productie sluit dat uit – die onduidelijke
gevolgen voor de evolutie kan hebben. En het betekent dat voedsel
ook steeds minder wordt bestraald om de houdbaarheid te verlengen.
De effecten hiervan gaan zelfs voorbij de rijke wereld – waar de
vraag naar biologisch voedsel vandaan komt – en raken de productie
in ontwikkelingslanden. Bijvoorbeeld: al tien procent van de
Amerikaanse biologische consumptie wordt ingevoerd uit
ontwikkelingslanden. De plannen van Wal-Mart zullen die import
slechts stimuleren, waardoor nog meer delen van de wereld schoner en
gezonder kunnen worden.
En dan is er nog het veelbelovende feit dat al die schaalvergroting
– als gevolg van de snelle groei van Wal-Mart en Whole Foods –
biologisch voedsel binnen het bereik van steeds meer mensen zal
brengen. De kleinschalige productie van weleer ging vooral gepaard
met een elitaire consument, terwijl onderzoeken aangeven dat nu al
tweederde van de Amerikanen ook wel eens biologisch voedsel koopt.
Tegenover deze reeks van voordelen lijkt het vermeende verlies van
kleinschalige productie en gezellige boerenmarkten een gering offer.
Trouwens: wie zouden al dat voedsel op een kleinschalige wijze
moeten verbouwen? Volgens cijfers van de Voedsel- en
Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties werkte in 1960 nog
meer dan 60 procent van de mensen in de wereld op het land. In 2002
was dat aandeel gedaald tot 44 procent en die daling zet snel door.
In de rijke landen is die teruggang nog duidelijker: van 23 procent
in 1960 naar 7 procent in 2002. In landen als Nederland, Duitsland,
Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten ligt dat
percentage boeren ten opzichte van de totale bevolking zelfs nog
lager: maximaal 3 procent.
Wie kan nu denken dat de opmars van de biologische voedselproductie
op kleinschalige wijze kan worden verwezenlijkt? Dat zou een massale
terugkeer naar het platteland vergen die volledig haaks staat op de
grote economische en demografische ontwikkelingen in de wereld.
Overigens valt het met het verlies aan kleinschaligheid wel mee. Het
interessante van de huidige groei van de biologische sector is dat
de grootschalige groei níet ten koste gaat van de kleinschalige
productie. In de afgelopen veertig jaar is de biologische sector
gedragen door de vraag. Er was nooit sprake van prijselasticiteit
(waarbij meer vraag leidt tot een lagere prijs) en niets wijst erop
dat dat in de nabije toekomst zal veranderen. Het is dus de vraag
van consumenten die de groei van de productie bepaalt en dat gegeven
biedt een kleinschalige boer bestaansrecht naast de
voedselmultinational en de boerenmarkt naast de supermarkt.
Het betekent ook dat de giganten de prijzen niet omlaag kunnen
drijven. Mark Retzloff, oprichter en directeur van Aurora Organics,
een Amerikaans zuivelbedrijf dat zijn boeren voor een liter melk
bijna twee keer zoveel betaalt dan gebruikelijk in de conventionele
sector, dat al zijn energieverbruik compenseert met
windenergiecredits (eenheden windenergie waarmee je het gebruik van
fossiele brandstoffen kunt compenseren), dat al zijn afvalwater
zuivert en mest composteert, zegt: ‘Als Wal-Mart bij ons aanklopt en
zegt melk te willen inkopen tegen een lagere prijs, zeggen wij:
“nee”. En ik weet zeker dat Wal-Mart die melk elders niet goedkoper
kan krijgen.’
Retzloff – die eerder oprichter en eigenaar was van Horizon Organics,
één van de grootste Amerikaanse biologische zuivelbedrijven –
voorziet dat de komst van Wal-Mart op de biologische markt voor de
boeren juist een prijsopdrijvend effect zal hebben. ‘Een grotere
vraag zal tot hogere prijzen leiden’, voorspelt hij.
Hoe kan Wal-Mart dan aankondigen dat de prijs voor biologische
producten hooguit tien procent boven het overige assortiment zal
komen te liggen? Woordvoerders van de gigant zeggen dat het
grootschalige, uiterst efficiënte distributie- en opslagsysteem van
Wal-Mart die prijsstelling garandeert.
Zijn er dan helemaal geen kanttekeningen te plaatsen bij de huidige
schaalvergroting van de biologische productie? In plaats van de
huidige ontwikkelingen te bekritiseren, zouden de pioniers van de
biologische sector hun energie beter kunnen richten op de
versterking van de sector en van de harmonieuze idealen die eraan
ten grondslag liggen. Vier actiepunten liggen voor de hand:
• Een verdere verscherping van de biologische keurmerken. Nu is het
bijvoorbeeld in de Verenigde Staten nog mogelijk biologische melk te
produceren met koeien die in stallen staan in een woestijn en worden
gevoerd met sojabonen en zelden buiten komen en grazen.
Opportunistische producenten lobbyen zelfs voor versoepeling van de
huidige regels. Die tendens dient fel te worden bestreden omdat
daarmee een gevaarlijk hellend vlak wordt betreden.
• Meer informatie op de etiketten. Etiketten bieden tegenwoordig
steeds meer informatie over de herkomst en productiewijze van
voedsel. Maar nog meer transparantie is in dit geval nog beter. Dat
helpt ook om lokale productie te bevoordelen. Als consumenten weten
waar een product vandaan komt en hoe het is gemaakt, kunnen zij een
verantwoorde keuze maken.
• Fair trade. Biologische productie gaat uit van respect voor mens
en natuur. Eerlijke handel met rechtvaardige prijzen voor
producenten in ontwikkelingslanden behoort daar onderdeel van te
zijn. Andersom behoort ook fair trade-productie biologisch te zijn.
• Energieprijzen. Olie is te goedkoop en dat leidt tot transport dat
het milieu vervuilt en schaalvergroting die kan leiden tot sociale
misstanden, want als alles steeds groter wordt, komt de positie van
het individu onder druk te staan. Michael Pollan citeert in zijn
boek The Omnivore’s Dilemma een wetenschapper van Cornell University
die heeft uitgerekend dat voor elke calorie voorgewassen en verpakte
rucolasla die in de Verenigde Staten van de westkust naar de
oostkust wordt vervoerd maar liefst 57 calorieën aan fossiele
brandstoffen wordt besteed. Dat is natuurlijk waanzin. Zoals het ook
waanzin is om flesjes water uit de Franse Alpen in Noord-Amerika op
de markt te brengen. Dat kan alleen als de energieprijzen te laag
zijn. Daarbij is het overigens goed om aan te tekenen dat de
benzineprijzen in Europa al ruim twee keer zo hoog liggen als in de
Verenigde Staten waar consumenten thans klagen over de hoge
energieprijzen. Aan de andere kant schiet ook het ideaal van lokale
productie tekort. Dat zou betekenen dat sinaasappels, thee en
tomaten slechts in het seizoen of op bepaalde plaatsen zelfs
helemaal nooit beschikbaar zouden zijn. Mark Retzloff zegt:
‘Uiteindelijk is het voordeel van het eten van sinaasappels groter
dan het voordeel van lokale productie.’
In die laatste opmerking van Retzloff schuilt een realiteitsbesef
dat als een leidraad zou moeten dienen voor al diegenen die de
wereld graag vooruit helpen. Dankzij de pioniers van de jaren zestig
bestaat Whole Foods. En dankzij diezelfde pioniers vullen Wal-Mart
en Konmar nu hun schappen met biologische producten. Er blijft
sprake van ‘werk in uitvoering’. Er kan en moet nog veel worden
verbeterd. Maar als ik terugdenk aan die zaterdagochtenden in de
reformwinkel van veertig jaar geleden, is er voor mij slechts één
conclusie mogelijk: een droom is werkelijkheid geworden.
Jurriaan Kamp
Dit verscheen in Ode nummer: 90 |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Milieuvriendelijke
diesel uit een tropische woekerplant |
27 - 06 - 2006
De bedrijfsauto's van Diligent in noordelijk Tanzania rijden op
biodiesel van geperste jatrophazaden. 'Zo zien en ruiken de boeren
direct dat er toekomst zit in de struiken van het oneetbare
tropische gewas', zegt directeur Ruud van Eck.
Tot voor kort dienden de dichtbegroeide struiken, die extreme
droogte overleven, voornamelijk om vee te weren van akkertjes en
graven te markeren . Maar de oneetbare zaden van de woekerplant zijn
een goudader. De olie uit het zaad is na een eenvoudige chemische
bewerking goed te gebruiken als biodiesel.
Biodiesel is een milieuvriendelijke brandstof die biologisch
afbreekbaar is, geen zwavel uitstoot en klimaatneutraal is, anders
dan fossiele brandstoffen. Van Eck: 'Tanzania is veel geld kwijt aan
de import van olie en gas. Een liter diesel kost er bijna evenveel
als in Europa. Een goedkoper alternatief komt het land gelegen.'
Het kost bovendien weinig energie om de biodiesel te produceren. De
zogenaamde energiebalans is positief. Van Eck: 'Van de energie die
je produceert, gaat maar 15 procent verloren aan de productie ervan.
Dat laatste percentage ligt bijvoorbeeld bij koolzaadolie, dat veel
in Nederland wordt geproduceerd, veel hoger.'
Op dit moment beschikt Diligent over de opbrengst van zo'n 7000
hectaren. Daarmee verdienen bijna honderd boeren, die allen
handmatig oogsten, een boterham. Zij krijgen een gegarandeerde prijs
en contant betaald voor hun noten. Veertig liter olie is een mandag
werk. Diligent verschaft zo voorlopig veel werkgelegenheid aan
Tanzanianen. Van Eck is wel op zoek naar een manier om machinale
bewerking mogelijk te maken en een deel van zijn boeren daartoe op
te leiden.
'Jatropha leent zich ook voor intercropping. Boeren kunnen tussen de
struiken ook voedselgewassen verbouwen, zoals bonen.' Volgens Van
Eck is de perskoek bovendien rijk aan mineralen en voor boeren goed
bruikbaar als natuurlijke mest.
In 2007 hoopt DES 1 miljoen liter olie te produceren in Tanzania.
Die zal vooral in het land zelf worden gebruikt. Voor export naar
Europa zijn de kosten vooralsnog te hoog.
Belangrijkste obstakels:
1. 'Een jatropha struik produceert pas volwaardig na vier jaar',
zegt Van Eck. 'Dat is wennen voor een Afrikaanse boer die van dag
tot dag leeft.'
2. 'Voor grootschalige productie zijn grote arealen nodig. Omdat
relatief onvruchtbare grond bij voldoende regen genoeg olie
opbrengt, hoeft dat niet ten koste te gaan van grond voor
voedselgewassen. Maar aankopen van grond is lastig omdat maar 2
procent van de grond in Tanzania als eigendom is gedocumenteerd.
Tanzanianen langs een haag van jatrophastruiken
Grootste kansen:
1. 'In maart hebben we een overeenkomst gesloten met Kilimanjaro
Airport, de tweede luchthaven van het land. Over een oppervlakte van
zo'n 7000 hectaren zijn jatrophastruiken geplant die de vliegtuigen
beschermen tegen het stof en lokale boeren helpen aan werk en
inkomen.'
2. 'We gaan onze activiteiten uitbreiden in Uganda, waar meer regen
valt en het klimaat dus beter is voor de productie van biobrandstof.
Bovendien hebben bedrijven behoefte aan goedkopere brandstof voor
hun generatoren omdat in Uganda haast om de week de stroom uitvalt.'
In Colombia is Diligent sinds 2005 bezig met de productie van
bio-ethanol uit koffie, fruitresten en pulp. Volgens Van Eck zijn de
mogelijkheden daar groot. De cyclustijd is heel kort en er is altijd
voldoende neerslag. Ze hebben nu de eerste fabriek gebouwd, die snel
veel (400 liter per uur) kan produceren. Vrij snel kunnen meer
fabrieken worden opgezet. Per fabriek is maar een of twee man nodig.
Auteur: Mark van Kollenburg Bron: OneWorld |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
CHIQUITA MAAKT
WERK VAN BIO |
13-07-2006
Afgelopen maand werd duidelijk dat Chiquita bezig
is met het produceren van Chiquita Bio Bananen. Volgens de
multinational moet het mogelijk zijn om deze bananen binnen twee
jaar op de markt te brengen. Dit als aanvulling op de gangbare
Chiquita's.
Het pad van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen werd eind vorig
jaar al zichtbaar. De reguliere Chiquita bananen op de Nederlandse
markt kregen een certificatie van de Rainforest Alliance. Deze
certificering betekent dat er milieuvriendelijker wordt geproduceerd
op de plantages dan bij reguliere teelt. Ook wordt er op gelet dat
de arbeidsomstandigheden beter zijn dan wat gebruikelijk is.
De certificering van de Rainforest Alliance is een grote stap
voorwaarts ten opzichte van de productieomstandigheden in het
verleden. Maar de criteria zijn duidelijk minder streng dan de
milieu-criteria van biologisch. En ook de sociaal-economische
criteria van fairtrade labels als Max Havelaar worden niet gehaald.
De meest verantwoorde banaan blijft dan ook een dubbel
gecertificeerde banaan. Bijvoorbeeld de Eko-Oké banaan van Agrofair.
Deze is zowel biologisch als fairtrade gecertificeerd.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
GROTE MERKEN OP
WEG NAAR 100% |
Net zoals Chiquita zijn steeds meer grote voedsel- en
kledingproducenten zowel voor als achter de schermen bezig met
biologisch. Maatschappelijk verantwoorde productie is voor de
bekende merken een noodzaak geworden. En dat terwijl de markt ook
steeds meer vraagt om gezonde en natuurlijke producten.
De omschakeling naar biologische producten gaat bij grote
producenten stapje voor stapje. Eén reden hiervoor is dat het voor
hen moeilijk is om voldoende leveranciers te vinden die de gevraagde
gecertificeerde grondstoffen kunnen leveren.
Sommige producenten kiezen daarom voor het verwerken van een klein
percentage biologische grondstoffen in hun gangbare producten. Op
deze manier stimuleren ze de aanlevering van biologische
grondstoffen.
Zo verwerkte HAK biologische groenten in de gangbare conserven. En
kledingmerken als Levi-Strauss en Nike verwerken 1 tot 3%
biologische katoen in hun katoenen producten. En daarmee zijn deze
bedrijven al jaren de grootste afnemers van biologisch katoen
wereldwijd.
Ondanks deze positieve ontwikkeling valt wél te hopen dat de grote
producenten blijven streven naar een volledig biologisch product.
Het is niet de bedoeling dat ze genoegen zullen nemen met
betrekkelijk lage percentages bijmenging.
De kleinere producenten laten nu al zien dat dit geen utopie hoeft
te zijn. Een mooi voorbeeld hiervan is het kledingmerk Patagoni.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Gratis
biologisch hapje en drankje voor fietsers Ga de boer op: fiets naar
de biologische boerderij! |
12 juni 2006
Komend
weekend kan iedereen een koe in de ogen te kijken, sla horen groeien
of een varken in de modder zien relaxen. Onder de noemer 'Ga de boer
op!' organiseert Milieudefensie door heel Nederland 47 fietstochten
naar biologische boerderijen. De fietstochten haken aan bij de
landelijke Open Dagen bij biologische boeren en tuinders van
Biologica. Langs de fietsroutes kunnen bezoekers afstappen om de
biologische praktijk zelf te bekijken, bij boeren en boerinnen die
werken aan een goed en diervriendelijk product, zonder gif,
kunstmest of gentech.
De fietstochten naar de biologische boerderijen voeren door fraaie,
landelijke streken van Nederland. In zo'n 50 plaatsen zijn
vertrekpunten voor de fietsers, van Drachten tot Maastricht.
Iedereen kan gratis meedoen. Deelnemers kunnen de routes individueel
fietsen of meerijden met een groepsfietstocht. Bij de groepstocht
vanuit Utrecht voert cabaretier Vincent Bijlo het peloton aan. De
meeste routes starten bij een Natuurwinkel, waar deelnemers op
zaterdag 17 juni een gratis tasje met een biologisch hapje en
drankje kunnen afhalen.
Wat: Ga de boer op: fiets naar de biologische boerderij!
Wanneer: Zaterdag 17 juni en zondag 18 juni.
Waar: Vertrekpunten in zo'n 50 plaatsen door heel Nederland, zie
ook:
www.gadeboerop.nl
Extra: Cabaretier Vincent Bijlo neemt op zaterdag deel aan de
fietstocht vanuit Utrecht die om 10.30 uur start bij de
Natuurwinkel, aan de Nachtegaalstraat 51a. Deze groepstocht voert
onder meer naar een tuinbouwbedrijf te Groenekan.
Milieudefensie, Biologica en de Natuurwinkels willen met de
fietstochten en de Open Dagen de biologische landbouw in Nederland
een steuntje in de rug geven. Bezoekers kunnen door een kijkje in de
stal en op het veld de praktijkkant beleven. Op veel opengestelde
boerderijen zijn ook proeverijen georganiseerd. Als méér mensen
genieten van biologisch voedsel, betekent dit méér behoud van
landschap en een gezonder leefmilieu. |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Productie
bio-ethanol uit landbouwafval stap dichterbij |
Door onderzoek van de TU Delft is de efficiënte productie van de
milieuvriendelijke brandstof bio-ethanol een flinke stap dichterbij
gekomen. Belangrijk was daarbij het werk van de Delftse
wetenschapper Marko Kuyper die de vergisting van bepaalde suikers
uit landbouwafval naar ethanol de laatste jaren sterk verbeterde.
Alternatieven voor de huidige, op olie gebaseerde, brandstoffen
staan wereldwijd sterk in de belangstelling. Een van de
aantrekkelijkste alternatieven is bio-ethanol, alcohol geproduceerd
uit landbouwgewassen.
Nu wordt bio-ethanol nog uitsluitend gemaakt uit de suikers uit
maïskolven, suikerbieten, graan en suikerriet, met behulp van
bakkergist. Bij het kweken van deze gewassen ontstaan zeer grote
hoeveelheden bijproducten zoals stro en maïsloof. Het zou
interessant zijn als ook deze restmaterialen, die ook voor een groot
deel uit suikers bestaan, gebruikt kunnen worden voor de productie
van bio-ethanol. Hierdoor zou de landbouwgrond immers efficiënter
gebruikt worden en tegelijkertijd wordt competitie met
voedselvoorziening voorkomen.
Het probleem was tot voor kort echter dat het complexe mengsel van
suikers waaruit deze restmaterialen bestaan, niet efficiënt in
ethanol omgezet kon worden door bakkersgist. De TU Delft heeft
hiervoor recent een oplossing gevonden. Deze is bereikt door
bakkersgist genetisch te modificeren. De Delftenaren hebben een gen
(afkomstig uit een schimmel die door de Radboud Universiteit van
Nijmegen is gevonden in olifantenmest) ingebouwd waarmee één
bepaalde belangrijke suikersoort, xylose, nu wel omgezet kan worden
in ethanol waardoor de productie van bio-ethanol uit reststromen
mogelijk is geworden.
Drs. Marko Kuyper heeft de methode de laatste jaren tijdens zijn
promotie-onderzoek sterk verbeterd, zodat men nu kan gaan werken aan
het op industriële basis produceren van bio-ethanol uit
suikerhoudend landbouwafval. Hiervoor werkt de TU Delft binnen het
Kluyver Centre for Genomics of Industrial Fermentation samen met
Koninklijke Nedalco en BIRD Engineering. Deze partijen verwachten
grootschalige industriële implementatie binnen 5 jaar.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Biologisch eten is een feest, geen geloof |
2006-04-24
De verkoop van biologische producten stijgt te langzaam. De branche
moet af van het oude imago. Kwaliteit, authenticiteit en plezier in
eten zijn de nieuwe norm. De bakken met knalrode tomaten, pastinaak
en andere authentieke Hollandse groenten staan uitnodigend bij de
ingang. Verderop liggen allerlei delicatessen, aantrekkelijk
uitgestald tussen verse kruiden en opengeslagen kookboeken van onder
meer Jamie Oliver. In de winkel klinkt lounge; het motto is culinair
genieten.
Zie hier de formule van Organic, een nieuwe biologische winkel in de
Amsterdamse Cornelis Schuytstraat. ‘Bij ons draait alles om smaak en
presentatie’, legt eigenaar Job Achthoven uit. ‘Biologisch eten is
een feest, geen geloof’, zegt hij terwijl hij een klant attendeert
op een nieuwe paté.
Een paar straten verderop duiken we de Natuurwinkel in – met 71
winkels de grootste biologische winkelketen. De groente- en
fruitafdeling oogt rijk gesorteerd en kakelvers. Maar dan volgen de
schappen met bonen, linzen, noten en allerhande biologische
voedingsproducten. De indringende geur van de ouderwetse
reformwinkel overheerst de geur van versgebakken brood.
Genieten is hier niet de drijfveer, legt de bedrijfsleider uit.
‘Maar mensen kunnen tenminste wel terecht voor ál hun boodschappen
en de biologische industrie slaagt er steeds meer in de smaak van
producten te verbeteren.’
‘Het zou omgekeerd moeten zijn’, vindt trendwatcher Anneke Amerlaan.
‘De biologische landbouw moet kijken naar het eindproduct en daarop
het productieproces aanpassen.’
De biologische landbouw is teveel in zichzelf gekeerd, vindt
Ammerlaan. ‘De sector wordt nog steeds teveel gedreven door een
dogmatische ideologie, terwijl een pragmatisch idealisme veel beter
te verkopen is.’
Volgens de trendwatcher moet de sector beter inspelen op
lifestyletrends. ‘De culinaire trend is authenticiteit; pure
ouderwetse smaken, seizoensgebonden groenten, eenvoud en kwaliteit
van producten; kortom het gedachtegoed van de groeiende
internationale Slow Food-beweging.’
En het is hard nodig, zo erkent ook Biologica, het platform voor
biologische landbouw en voeding. ‘We hebben jarenlang geprobeerd om
van het geitenwollensokkenimago af te komen met de slogan
‘Biologisch, eigenlijk logisch’. Maar daarmee zijn we voorbij gegaan
aan de toenemende vraag naar kwaliteit’, zegt directeur Bert van
Ruitenbeek. ‘In het buitenland heeft die verdieping wel
plaatsgevonden. In Amerika en in Groot-Brittannië zie je ketens en
supermarkten zoals Whole Foods die biologische voeding wel weten de
vermarkten met een imago van kwaliteit, authenticiteit en genieten
van lekker eten.’
Vorig jaar opende in Alkmaar de eerste Nederlandse biologische
gemakssupermarkt Ekoplaza. Directeur Jos Kamphuys denkt met zijn
‘drempelverlagende’ formule een breder publiek aan te trekken. ‘We
lijken op een gewone supermarkt met goede service en goede
bereikbaarheid voor auto’s. Alleen is alles biologisch.’ Vorige week
gingen de deuren van het tweede filiaal in Bussum open.
Volgens Kamphuys is er een enorm potentieel van mensen die duurzaam
willen consumeren. ‘Maar nu worden ze afgeschrikt door dat gesloten
biologische wereldje.’ Kamphuys hoopt over een aantal jaren meerdere
vestigingen te hebben, ook in de grote steden. ‘Dat zullen meer
gemakswinkels worden à la Whole Foods die meer luxe en kwaliteit
uitstralen.’
Voorlopig moeten consumenten het voor de ware kwaliteitsbeleving
doen met kleinschalige initiatieven en vooral nog met restaurants
die zich toeleggen op authentiek of seizoensgebonden voedsel.
Restaurant De Kas in Amsterdam was een van de eersten, maar steeds
meer koks leggen zich toe op het zogeheten Slow Food. Een goed teken
volgens Ammerlaan, ‘want dergelijke tegenbewegingen beginnen van
bovenaf en worden dan langzaam door de grote massa overgenomen.’
Illustratief vindt Ammerlaan de introductie van de ‘natuurlijke’
productlijn Mona Puur. ‘Fabrikanten worden dus nu al beïnvloed.’
Uit de EKO-jaarmonitor die Biologica vorige week presenteerde blijkt
dat de omzet van biologische voeding vorig jaar is gestegen met 1,4
procent tot 460,9 miljoen euro. Het marktaandeel voor biologische
producten ligt daarmee op 2 procent, voor versproducten bedraagt het
marktaandeel 3 procent. Het streven van minister Veerman van
Landbouw het marktaandeel in 2007 te verhogen naar 5 procent ligt,
lijkt daarmee niet realistisch.
Opvallend is dat de groei van bestedingen voornamelijk heeft
plaatsgevonden in natuurvoedingszaken (plus 5 procent), terwijl
supermarkten het aantal bestedingen zagen teruglopen met 2,6
procent.
‘Supermarkten hebben hier de slag niet weten te maken’, denkt Van
Ruitenbeek. ‘Alles draait om prijs. Maar het is een misvatting dat
mensen meer biologisch kopen als de prijs lager is. Integendeel;
mensen zijn bereid meer te betalen voor een betere smaak.’
Smaak is in toenemende mate reden voor consumenten biologische
producten te kopen. ‘Tot nog toe was de eigen gezondheid of het
milieu en dierenwelzijn het belangrijkste motief voor onze klanten
biologisch te kiezen. Hoe meer beweegredenen, hoe meer mogelijkheden
in de markt’, zo hoopt Van Ruitenbeek.
Achthoven van Organic schat dat de meerderheid van zijn klanten
nooit eerder biologisch heeft gegeten. ‘Ze komen hier voor de
kwaliteit en de beleving van de producten. Mensen zijn echt wel
begaan met hun gezondheid, maar ze gaan geen krop sla eten alleen
maar omdat het biologisch is. Daar moet ook een betere smaak
tegenover staan.’
Bron: Volkskrant
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Veerman wil
Eko-keurmerk afschaffen |
18-04-2006
Minister Veerman van landbouw wil dat de biologische sector in
Nederland zijn exclusieve Eko-keurmerk opgeeft. In duurzame
voedingsproducten kunnen dan biologische en gangbare ingrediënten
worden gemengd. Op het etiket zou dan moeten staan: „bereid met
biologische ingrediënten’’. Door die ruimere invulling van het
begrip ’biologisch’ kan de sector de stagnerende afzet bij een
groter publiek aan de man brengen.
De bewindsman deed zijn voorstel in het hol van de leeuw, op het
jaarcongres van de biologische sector gisteren in Rheden. Volgens
Veerman, die er zelf niet was maar zijn rede liet voorlezen door
topambtenaar Renée Bergkamp, staat de biologische sector op een
kruispunt. De naamsbekendheid is groot en er zijn voldoende
afzetkanalen, maar toch zijn de omzetcijfers geen feestje, stelt
Veerman.
Wil de sector een grote slag slaan dan moet hij ongebruikelijke
paden inslaan en aansluiting vinden bij de consument van de 21ste
eeuw. Dat is een andere dan de consument van twintig jaar terug: Hij
hangt een nieuw soort idealisme aan, wil geen dogma’s meer.
De wereldverbeteraar van nu is geen veganist, maar adopteert een
kip, hij gaat niet meer op fietsvakantie maar vliegt naar New York
en maakt daar via internet geld over voor de aanplant van het aantal
bomen dat nodig is om zijn CO2-gebruik te compenseren. Idealisme mag
leuk zijn, dat is de feel good economy en daar hoort de feel good
consumer bij. Het voordeel is dat ’biologisch’ zo meer reikwijdte
krijgt. Het wordt licht verteerbaar en steeds meer bedrijven en
traditionele organisaties zullen ervoor zijn te porren om biologisch
te omarmen, is Veermans verwachting.
Vertegenwoordigers van de sector reageerden als door een heel
wespennest gestoken. Directeur Peter Blom van de Triodos Bank, de
grootste financier van de biologische landbouw, vindt de aanduiding
„bereid met*” bedreigend voor de sector. „Wij hebben onze keuze
gemaakt. Daaraan valt nog veel te verbeteren en te
professionaliseren, maar de consument wil 100 procent biologisch.’’
Voorzitter Arie van den Brand van de koepel Biologica denkt er net
zo over: „Veerman denkt te veel vanuit de producent.” Een
biologische boer noemde Veermans voorstel het „alsof je een Mercedes
verkoopt met een Lada-motor”. Ook de wetenschapper dr. Jurgen Tack,
adviseur van de Belgische overheid, vindt het voorstel van Veerman
onverstandig. „Zo verwater je een sterk merk. Ik ben het echter wel
met Veerman eens dat de sector te veel in zichzelf is gekeerd.”
Nederlanders eten iets meer biologisch, maar marktaandeel blijft
klein
Uit de Eko-Monitor van het Platform Biologica blijkt dat
Nederlanders in 2005 iets meer biologische producten kochten. De
groei is echter wederom beperkt. Consumenten gaven vorig jaar samen
476,4 miljoen euro uit aan de levensmiddelen die op natuur- en
diervriendelijke wijze zijn geproduceerd. Dat is 1,4 procent meer
dan de 460,9 miljoen euro die ze hieraan samen in 2004 spendeerden.
Daarmee is het marktaandeel van biologische voeding iets gestegen,
van 1,9 naar 2,0 procentOndanks de groei blijft de productie en
verkoop van bioproducten ver achter bij de verwachtingen. De
overheid en sector streven ernaar dat eind volgend jaar 5 procent
van alle boodschappen natuur- en diervriendelijk is geproduceerd.
Het rijk wil dat over ruim anderhalf jaar 10 procent van de landbouw
in Nederland biologisch is. Anno 2005 was dat 2,5 procent.
Nederlanders hebben vorig jaar vooral meer biologische kaas, boter
en brood gekocht. Zo nam de afzet van kaas met bijna een vijfde toe.
Bioproducten als groenten en fruit waren iets minder in trek dan
voorheen. Met name de aardappelen deden het slecht. De omzet daalde
van 20 miljoen naar 17 miljoen euro. Aan vlees werd hetzelfde
uitgegeven, te weten: 67 miljoen euro. De verkoop van varkensvlees
door Kees de Vré |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Steeds meer
biologische boeren verbreden hun bedrijf.
Bioboer is met nevenactiviteiten zijn gangbare collega ver vooruit
gestreefd |
02-04-2006
Steeds meer biologische boeren verbreden hun bedrijf. Dat blijkt uit
een onderzoek dat door ketenorganisatie Biologica werd uitgevoerd.
Het gaat bijvoorbeeld om directe verkoop op boerenmarkten,
natuurbeheer, of het verzorgen van excursies. Maar liefst 86% van de
biologische boeren houdt zich met nevenactiviteiten bezig, terwijl
slechts 17% van de reguliere boeren dat doet.
„Vroeger werden winkeltjes bij de boerderij vooral als schattig
beschouwd, maar dit soort activiteiten levert vaak een substantiële
bijdrage aan het bedrijfsresultaat”, aldus Biologica- directeur Bert
van Ruitenbeek. De neveninkomsten zijn soms ook financieel
noodzakelijk. De resultaten van het onderzoek worden aanstaande
woensdag gepresenteerd op het EKO-congres in De Steeg.
Lees ook: Biologische boer is vooral drukbezet baasje
Auteur: Seije Slager
Bron: Trouw |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Biologische
bedrijven koplopers in multifunctionele landbouw |
05-04-2006
Uit marktonderzoek van Biologica, de ketenorganisatie voor
biologische landbouw en voeding, blijkt dat biologische boeren en
tuinders voorop lopen in de multifunctionele, ofwel verbrede
landbouw. De belangrijkste vorm van verbreding is directe verkoop
van producten aan consumenten op de boerderij. Natuurbeheer,
excursies en zorgboerderijen zijn andere voorbeelden van groene en
maatschappelijke diensten waar biologische boeren zich sterk mee
profileren.
Maar liefst 60% van de 226 respondenten doet aan directe verkoop van
biologische producten. Hierbij gaat het om aardappelen, groente en
fruit, vlees en zuivel. Meer dan de helft vult het assortiment aan
met biologische producten die niet op de eigen boerderij zijn
geproduceerd. De verkoop vindt meestal plaats in een winkel op het
erf of via een webwinkel. De bedrijven met een grote omzet (meer dan
€ 50.000 per jaar) richten zich naast verkoop in de boerderijwinkel
met name op abonnementsystemen en boerenmarkten.
Groei verwacht
Boeren zijn positief gestemd over de groeimogelijkheden en de
marktperspectieven ten aanzien van directe verkoop aan consumenten.
In de komende twee jaar wordt een omzetstijging verwacht van 8% per
jaar. De middelen die ze hiervoor inzetten zijn
kwaliteitsverbetering, assortimentsverbreding en lokale
promotieactiviteiten. De ondernemers vinden het contact met de klant
zeer belangrijk. Hun oorspronkelijke keuze voor de biologische
productiewijze heeft vooral te maken met milieu- en
duurzaamheidsoverwegingen.
Vergelijking gangbare landbouw
Multifunctionaliteit en verdieping van landbouwactiviteiten wordt
ook voor de gangbare landbouw gezien als een belangrijke motor voor
een vitaal platteland. In 2003 deed bijna 17% van de gangbare
bedrijven aan één vorm van multifunctionele landbouw (LEI, 2004).
Biologische boeren, zo blijkt uit het onderzoek van Biologica,
hebben gemiddeld 2,2 aanvullende activiteiten.
Hoewel ervan uitgegaan kan worden dat naar verhouding meer
‘multifunctionele bedrijven’ hebben deelgenomen aan het onderzoek,
geeft dit een trend aan dat biologische boeren meer aan
multifunctionele landbouw doen dan gangbare boeren. Op basis van dit
onderzoek en de geregistreerde huisverkopers in de EKO-gids, schat
Biologica dat het om ongeveer de helft van alle biologische boeren
en tuinders gaat.
Bron: Biologica |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Te veel
suiker: ook in biovoeding? |
15-02-2006
Dat snoep, frisdrank en gebak ware suikerbommen zijn, is allang
geweten. Maar ook ontbijtgranen, melkdrankjes en yoghurt bevatten
meer toegevoegde suikers dan goed is voor de consument. Geldt het
suikeralarm ook voor biologische voedingsproducten? De Biotheek stak
zijn licht op bij drie zoetekauwen.
Een recente studie van Test-Aankoop (1) bevestigt dat veel
voedingsproducenten al te kwistig omspringen met toegevoegde suiker.
De consumentenorganisatie verwacht van de overheid dat ze het
suikergebruik strenger reglementeert en de consumenten beter
informeert. Fevia verzet zich tegen de betuttelende aanpak.
“De consument kan kiezen tussen producten met een traditioneel
suikergehalte en andere met een beperkt suikergehalte of met
suikervervangers”, luidt het bij de federatie van de
voedingsindustrie (2). “De overheid moet de consument niet bij het
handje nemen”.
Moeten we daaruit afleiden dat de verantwoordelijkheid voor een te
hoog suikerverbruik in de eerste plaats bij de consument ligt? “De
verantwoordelijkheid ligt zeker ook bij de voedingsbedrijven”,
reageert Leo Borms, manager van peperkoekfabrikant Vondelmolen en
bestuurder bij Fevia Vlaanderen.
“Het zijn de consumenten die te veel eten, maar ze worden daartoe
verleid door de producenten, dus moeten die laatste ook hun
verantwoordelijkheid opnemen. Ik zie voor de bedrijven en de
overheid een gedeelde dubbele taak: pistes voor suikerreductie en
-vervanging onderzoeken en toepassen enerzijds en met alle mogelijke
middelen communiceren over het belang van voldoende beweging
anderzijds.”
Jos Corthouts, manager van BioKorn Biscuits, treedt zijn collega
bij: “De meeste mensen eten te veel in verhouding tot hun fysieke
inspanningen (arbeid, sport). Je lost dit probleem niet op door
iedereen suikervrije voeding te geven. Suikervrije voeding is
bestemd voor mensen met specifieke gezondheidsproblemen zoals
obesitas of diabetes.
Voor wie geen last heeft van die gezondheidsproblemen, is er geen
enkele reden om alle suiker uit de voeding te bannen, wel om de
hoeveelheid suiker te doseren. Dit gaat ook op voor bijvoorbeeld
zout en vet. 'Alles met mate en goed gebalanceerd' moet de
kernboodschap zijn in de bedrijfs- en overheidscommunicatie over
voeding.”
De ene suiker is de andere niet
Suiker is geen eenduidig product: het is de verzamelnaam voor alle
voedingsstoffen die tijdens het verteringsproces omgezet worden in
koolhydraten, een belangrijke energieleverancier voor het lichaam.
Zowel glucose, fructose, maltose, sacharose (= sucrose) als lactose
vervullen die rol. In de gangbare voedingsindustrie wordt er vooral
met de geraffineerde vormen van deze natuurlijke zoetmiddelen
gewerkt. Door het raffinageproces zijn ze ontdaan van hun
begeleidende voedingsstoffen (mineralen en vitamines) en dus als
'lege' calorieën te beschouwen.
Bovendien worden er in het raffinageproces allerlei soorten
chemische producten gebruikt. De jongste dioxinecrisis heeft nog
maar eens aangetoond dit niet zonder risico is… Vooral om die twee
redenen geven de meeste biologische verwerkers de voorkeur aan
ongeraffineerde zoetmiddelen, zoals vers fruit, gedroogd fruit,
fruitsappen, honing en ongeraffineerde ruwe rietsuiker (3).
Daarnaast maken veel bioverwerkers gretig gebruik van allerlei
siropen, gemaakt van bijvoorbeeld dadels, appels, peren, agave (4)
of ahorn (5). “Ook graansiropen liggen bij bioverwerkers goed in de
markt”, stipt Jos Corthouts aan. “Door een traag gistingsproces
wordt het zetmeel uit het graan (tarwe, rijst, gerst, spelt, mout of
maïs) omgezet in verschillende types koolhydraten (6). Er gebeurt
hierbij geen raffinage, zodat de natuurlijke suikers nog vergezeld
zijn van de originele nutriënten van het graan.”
Zuivere siropen
De graansiropen die we in de koekjes van BioKorn Biscuits
aantreffen, zijn afkomstig van Meurens Natural, een bedrijf dat
sinds 1994 gespecialiseerd is in de productie van siropen op basis
van biologische granen. “We doen een beroep op een zuiver
productieproces om een zuiver product te maken”, legt afgevaardigd
bestuurder Léopold Meurens uit.
“Het is onze ambitie de consument een zo natuurlijk mogelijk product
aan te bieden. We voegen niets toe aan onze grondstof: biologische
granen. Doordat we kiezen voor een natuurlijke hydrolyse van het
graan, zonder enige raffinage, behoudt het eindproduct de
voedingseigenschappen van de grondstof en is het rijk aan
oligo-elementen en mineralen. Niet alleen de consument, maar ook het
milieu heeft baat bij dit zuiver productieproces.”
Volgens Léopold Meurens is het de verdienste van de biosector om de
mensen weer te laten wennen aan producten met minder en
ongeraffineerde suiker. “De gangbare voedingsindustrie heeft ons de
voorbije decennia een mierzoet smaakpatroon opgedrongen. Biovoeding
wijkt bewust van dat smaakpatroon af. Biovoeding wordt verondersteld
elk ingrediënt en elke smaak tot zijn recht te laten komen, en dat
breng je in het gedrang als je te veel suiker gebruikt.”
Frederika Hostens in samenwerking met Probila, de nationale
beroepsvereniging van verwerkers en verdelers van de producten van
de biologische landbouw, met dank aan dr. Geert Verhelst,
wetenschappelijk adviseur bij Mannavita
Zoete lectuurtips
- Het boek Suiker & Zoetstoffen van dr. Geert Verhelst, te koop in
natuurvoedingswinkels.
- Dossier over suikers en biovoeding van Véronique Bourfe-Rivière
(in het Frans).
- Dossier over suiker en zoetstoffen van de Wageningen Universiteit.
Noten
(1) De resultaten van het suikeronderzoek verschenen in Test
Gezondheid februari-maart 2006.
(2) Lees hier het volledige persbericht van Fevia (pdf in het
Nederlands).
(3) Ongeraffineerde ruwe rietsuiker wordt ook wel oersuiker, sucanat
of rapadura genoemd.
(4) Agavesiroop, agavenectar, agavehoning of 'miel de maguey' is het
fructoserijke, ingedikte sap van de Agave americana (Honderdjarige
aloë, Stekelige agave).
(5) Ahornsiroop of esdoornsiroop is het ingedikte, zoete sap dat
onttrokken wordt aan de esdoorn of ahornboom.
(6) Voornamelijk maltose (twee glucosemoleculen aan elkaar) en
maltodextrines (middellange suikerketens van drie of meer
glucosemoleculen aan elkaar). In graansiropen is er niet veel vrije
glucose en amper fructose aanwezig.
Bron: Bioforum.be
|
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Er zijn nog
zoveel redenen voor bio-eten |
9-02-2006
Biologische groenten dragen meer dan gangbaar voedsel bij aan een
gezond milieu. Ook daarom moet de politiek de biologische landbouw
steunen.
Vandaag debatteert de Tweede Kamer over biologische landbouw. De
doelstelling van de regering is dat in 2010 minimaal 10 procent van
het landbouwareaal hiervoor bestemd is, en die lijkt met de huidige
2,5 procent nog ver weg. Maar de sector groeit gestaag. Waar steeds
minder geld uitgegeven wordt aan voedsel en steeds meer boeren en
tuinders stoppen, blijft de biologische sector in de lift.
Al jaren is er een brede discussie gaande over positionering van de
biologische sector. Moet biologisch gewoon zijn, of juist bijzonder?
Gaat het over milieu, over gezondheid over smaak? Er zijn talloze
consumentenonderzoeken verricht en er zijn ook veel verschillende
slagzinnen gehanteerd. Logisch, gezien het scala aan argumenten
waarom mensen –van Jan Modaal tot hedonisten tot al dan niet
vegetarische idealisten– biologische producten kopen. Beter gezegd
wat is de kern van de verwarring?
’Biologische groenten niet gezonder dan gangbare groenten’ kwam
onlangs in kranten en tv-journaals naar aanleiding van een
steekproef van de Consumentenbond. Kennelijk heeft de buitenwereld
de biologische sector een gezondheidsclaim opgespeld om die
vervolgens te ontkrachten. De sector kijkt zelf een beetje verbaasd
toe. De kern van de biologische landbouw en voeding is dat de
voedselproductie weer wordt gebaseerd op ecologische draagkracht van
de directe omgeving, zonder ingrijpen en opjagen met kunstmest en
bestrijdingsmiddelen en met respect voor dieren. Dit vanuit de
wetenschap dat gezonde voeding voortkomt uit een gezond
landbouwsysteem. Biologische topkok Eric van Veluwen noemde
bio-boeren in dit kader: ’De apostelen van deze tijd’.
Het is nog maar twee generaties geleden dat landbouw en voeding
sterk in onze cultuur waren verankerd. Na de Tweede Wereldoorlog nam
de industrialisering van landbouw en voeding een enorme vlucht. Een
revolutionair proces dat veel heeft opgeleverd, zoals een ruim
aanbod van betaalbare voeding en gemak. Helaas verdween de kritische
zelfreflectie. Chemische kleur- geur- en smaakstoffen werden steeds
belangrijker omdat de smaak tijdens de grootschalige verwerkings- en
distributieprocessen verloren ging. Minister Veerman van LNV repte
onlangs terecht over het belang van smaakles op basisscholen. Een
ander gevolg was de vervreemding van de burger van landbouw en
voeding. Kinderen weten echt niet meer waar de melk vandaan komt.
Wat kan biologische landbouw en voeding hier bieden en zijn er
meetbare voordelen? Jazeker, de biologische landbouw scoort beter
als het gaat om bodemvruchtbaarheid en bodemleven. Daarnaast is er
volgens recent Brits onderzoek een grotere verscheidenheid aan
vogels, vlinders en insecten en plantensoorten op en rond de
bedrijven.
En is het ook gezonder? Het belangrijkste is dat we meewerken aan
een gezond milieu. Verder is de biologische productiewijze vrij van
chemisch-synthetische middelen en worden antibiotica met grote
terughoudendheid gebruikt bij de ziekte van dieren. We constateren
dat de grote voedselschandalen van de laatste jaren vrijwel altijd
voortkomen uit de strijd om de laagste prijs, waardoor stoffen als
dioxine in veevoeder terecht komen.
Kunnen dit soort dingen nooit gebeuren in de bio-sector? Jawel, maar
de kans is veel kleiner. Als het gaat om ’kwaliteit’ heeft de
biologische landbouw naast gedegen controles het pluspunt van de
transparantie, door het vaak intensieve contact tussen boer en
consument. Denk aan open dagen, acties als ’adopteer een kip’ en
directe verkoop op de boerderij, waar de consument kan zien waar
zijn producten vandaan komen.
Is dit allemaal exclusief biologisch? Nee, maar we zijn wel
voortrekker op belangrijke vraagstukken van deze tijd. Namelijk
betrokkenheid bij je eigen omgeving, gezonde voeding (obesitas neemt
een vlucht door te zoet en te vet eten) en behoud van biodiversiteit
(het verdwijnen van soorten vormt volgens de FAO de grootste
bedreiging voor de toekomstige voedselvoorziening). Kijken we naar
de som der delen en de verankering van landbouw en voeding in onze
samenleving, dan is de biologische landbouw onbetwist koploper
duurzaamheid, gezondheid en innovatie.
Al met al is de biologische sector een onmisbare speler om tot
duurzame landbouw en voeding te komen die de volle steun verdient
van de politiek. En is het is de verantwoordelijkheid van kamerleden
om zich niet te laten leiden door incidentele onderzoeken, maar een
richting te bepalen voor een duurzame landbouw. Met name de boeren
en tuinders verdienen daarvoor onze steun. Want al zijn het
natuurlijk niet allemaal apostelen, ze zijn wel de leveranciers van
groene diensten die horen bij onze cultuur en landschap.
Bert van Ruitenbeek is directeur van Biologica, ketenorganisatie
voor biologische landbouw en voeding.
Auteur: Bert van Ruitenbeek
Bron: Trouw
|
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Prijsexperiment met biologische producten |
9-02-2006
Onder welke voorwaarden en bij welke prijs kopen consumenten
biologische producten? Om hier inzicht in te krijgen laat minister
Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een
praktijkonderzoek uitvoeren. Vanaf begin april is gedurende vier
maanden in tien kleine gemeenten een aantal biologische producten
goedkoper. Het ministerie werkt hierbij nauw samen met de betrokken
winkeliers.
Hoe reageren consumenten op prijsverlagingen van de biologische
producten? Waar ligt voor de consument het punt waarop biologisch
gekocht wordt? Ook worden consumenten in de winkels in de tien
gemeenten ondervraagd over hun aankoopgedrag om mogelijke andere
factoren voor de aankoop (of juist niet) van biologische producten
te achterhalen.
Het prijsexperiment vindt plaats in de gemeenten Berkel-Enschot,
Brielle, Coevorden, 's-Heerenberg, Houten, Huissen, Maassluis, Uden,
Uithuizen, en Zaltbommel. Deze gemeenten zijn gekozen omdat
spreiding over het land en noodzakelijk is voor een representatief
beeld van de Nederlandse consument.
De biologische producten die in prijs worden verlaagd zijn appels,
aardappelen, champignons, melk, eieren, potjes babyvoeding, muesli,
rundergehakt en varkensvlees. Van deze producten zijn in de schappen
gangbare alternatieven voorhanden. Daarnaast zijn de biologische
producten al een tijdje op de markt zodat historische gegevens
beschikbaar zijn. De kortingspercentages voor dezelfde producten
verschillen per gemeente. Dit om te kunnen vergelijken op welk
moment consumenten het prijsverschil tussen biologische en gangbare
producten aanvaardbaar vinden.
Het onderzoeksbudget is 1 miljoen euro, waarvan het grootste
gedeelte besteed wordt aan de kortingen. Het experiment is
voorbereid in nauw overleg met het Centraal Bureau
Levensmiddelenhandel (CBL). Het CBL is één van de deelnemers aan de
Task Force Marktontwikkeling Biologische Landbouw. De resultaten van
het onderzoek worden naar verwachting eind 2006 bekend gemaakt.
Het praktijkonderzoek is onderdeel van het Tweede Convenant
Marktontwikkeling Biologische Landbouw. De convenantpartijen streven
onder andere naar 5% marktaandeel biologisch in de
consumentenbestedingen aan voeding in 2007. Om te weten wat de
invloed van de prijs is in het bereiken van deze doelstelling, is
inzicht nodig in onderliggende motieven van consumenten om al dan
niet biologische producten te kopen.
Zie voor de beleidsnota Biologische Landbouw 2005 - 2007 dossier
'Biologische landbouw'.
Voor meer informatie over de Task Force Marktontwikkeling
Biologische Landbouw zie www.biologischconvenant.nl.
Foto: BioFair.nl
Bron: Minlnv
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
De Kleine
Aarde/Boxtel introduceert www.voedselvoetafdruk.nl |
8-02-2006
Biertje van 1,7 m2
Op de nieuwe site worden voorbeelden gegeven van flinke
voetafdrukken voor ogenschijnlijk bescheiden producten. Zo scoort
een biertje een Mondiale Voetafdruk van 1,7 vierkante meter. Die
ruimte is nodig voor het telen van de gerst en de hop, de energie
voor het oogsten, vervoer en het hele brouwproces. En daarna nog de
nodige energie voor vat of fles, het etiketje en het vervoer naar
winkel of café. Ofwel: de hele keten telt mee. Een wijntje vergt
opvallend minder dan bier: 0,9 m2. Een kroket kost 2,5 m2 en een
kilo kaas 25 m2. Vlees scoort 35 m2 per kilo. Een reep chocola 1,5
m2.
Biologische boer scoort 20% kleinere Voedsel Voetafdruk
Eco-park De Kleine Aarde, Centrum voor een Duurzame Leefstijl in
Boxtel, introduceert een nieuwe site voor iedereen die zijn/haar
Voedsel Voetafdruk wil berekenen. Aan de hand van vijftien vragen
wordt snel duidelijk hoe het persoonlijke voedingspatroon eruit ziet
en wat de consequenties ervan zijn, gezien in mondiaal perspectief.
De uitslag wordt gegeven in hectares.
Voor het maken van deze nieuwe site was het nodig vast te stellen
hoe de verhouding tussen 'gangbare' en biologische landbouw moest
worden ingeschat.
Het resultaat is verrassend: 20% kleiner voor de biologische
landbouw! Voor deze bonus zorgen de biologische boeren.
De Kleine Aarde heeft onderzoek gedaan naar verschillen tussen
biologische en gangbare landbouw en kwam tot verrassende conclusies.
Om de Mondiale Voetafdruk van de landbouw te berekenen, is eerst
gekeken naar het areaal landbouwgrond. Tevens spelen het
energiegebruik voor verwarming, machines, transport als ook de
productie van kunstmest en het gebruik van bestrijdingsmiddelen een
belangrijke rol. Ook factoren als bedrijfsgebouwen, kassen en
bijvoorbeeld de uitstoot van methaangas in de veeteelt, worden
meegerekend.
Kleinere Voetafdruk
Vaak wordt bij het verschil tussen gangbare en biologische landbouw
direct gedacht aan de grotere ruimtevraag van de biologische
landbouw voor extensievere teelten en de veehouderij. Dat is vooral
in West-Europa het geval. Daar staan diverse verkleinende factoren
als minder energiegebruik tegenover, zelfs hogere opbrengsten in
andere werelddelen. Al met al blijkt biologische landbouw dus een
kleinere Mondiale Voetafdruk te hebben dan de gangbare landbouw.
Professor David Pimentel heeft in de Verenigde Staten een vele jaren
durende studie naar het biologisch en gangbaar verbouwen van maïs en
soja gedaan.
Dit onderzoek leidde bijvoorbeeld tot de volgende conclusies:
biologisch boeren levert gemiddeld genomen evenveel op als gewoon
boeren (qua oogsten) maar bespaart 30% (fossiele) energie, een hoop
water en veel vervuiling. In droge jaren was de opbrengst van de
biologische grond zelfs ruim 20% hoger.
Ook blijkt de biologische bodem beduidend meer CO² op te nemen dan
op andere bedrijven. Dit betekent een positieve bijdrage voor het
klimaatprobleem.
'30% kleiner'
Op basis van de gevonden documenten en conclusies zijn enkele opties
geformuleerd voor de verschillen in productiemethode tot aan het hek
van het landbouwbedrijf. Dus vervoer naar de consument (de
voedselkilometers of
foodmiles) als ook verdere verwerking of verpakking zijn hier nog
buiten beschouwing gebleven. Deze elementen worden apart behandeld
in de voedselscan. Vervolgens is onder anderen contact opgenomen met
professor Jules Pretty van de Universiteit van Essex (UK). Hij doet
onderzoek op dit terrein. Er zijn hem verschillende opties
voorgelegd. Professor Pretty sprak zijn voorkeur uit voor de optie
'30% kleiner'. Om voorzichtig te zijn, is op basis van meer adviezen
van deskundigen echter voorlopig gekozen voor de 'well informed
guess' van 20% kleiner. Op enkele terreinen wordt nog steeds nader
onderzoek gedaan.
Biologica
De voedselafdruk-site is de nieuwste in de reeks van sites die De
Kleine Aarde in de afgelopen jaren ontwikkeld heeft. Want behalve
een site voor de totale Mondiale Voetafdruk, introduceerde
Nederlands oudste organisatie op het gebied van duurzaamheid ook al
de berekening van vakanties en uitjes via www.vakantievoetafdruk.nl.
De nieuwe site is gemaakt met steun van de Taskforce
Marktontwikkeling Biologische Landbouw. Het project is uitgevoerd in
het kader van het biologisch deelconvenant waar Biologica, de
ketenorganisatie voor biologische landbouw en voeding, coördinator
van is.
De scan is uitgewerkt door Ecolife uit België. Deze organisatie
ontwikkelt actiemodellen op maat om een zo groot mogelijke groep
mensen aan te zetten tot ecologische gedragsverandering. Hiermee wil
Ecolife zichtbaar bijdragen aan de realisatie van een duurzame
wereld.
Heleen van der Sanden, als vaste vormgeefster verbonden aan De
Kleine Aarde, tekende voor de vormgeving van de www.voedselafdruk.nl.
Mondiale Voetafdruk
Met dit internationale rekenmodel is gemakkelijk een inzicht te
krijgen welke effecten iemands leefstijl heeft op de aarde,
uitgedrukt als ruimtebeslag in hectares. Dit hangt onder meer af van
ieders consumptiegedrag. Het model - ooit ontworpen door de
wetenschappers Wackernagel en Rees van de Universiteit van British
Columbia - wordt door De Kleine Aarde als uitgangspunt voor haar
werk genomen. (www.voetenbank.nl).
Eenvoudig en snel kan berekend worden hoeveel energie, ruimte en
grondstoffen voor de productie van voedsel nodig is, of hoeveel
energie we gebruiken om onze huizen te verwarmen. Met de Mondiale
Voetafdruk wordt het ook duidelijk dat er grote verschillen op aarde
zijn die veroorzaakt worden door de diverse leefstijlen (ter
illustratie: eerlijk verdeeld hebben wij per wereldburger 1,8 ha ter
beschikking, in Nederland gebruiken we gemiddeld
4,7 ha).
De Kleine Aarde
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Biolandbouw moet
verschillen in visies koesteren |
17-01-2006
De biologische landbouw kan verder groeien door goed in te
spelen op de verscheidenheid aan visies en behoeften bij zowel
consumenten als producenten. Dat concluderen onderzoekers van
Wageningen UR in een drietal rapporten over de positie en
groeimogelijkheden van de biologische landbouw.
Mensen met een voorkeur voor biologische producten hebben daarvoor
uiteenlopende motieven. Dat geldt zowel voor consumenten als
producenten. De studie Visies op biologische landbouw gaat in op die
verschillen en op hun betekenis voor de ontwikkelingsmogelijkheden
van de sector. Centraal staan vier mensbeelden, die van elkaar
verschillen waar het de opvattingen betreft rond 'individueel of
collectief' en 'materieel of immaterieel'. In aansluiting daarop
kunnen vier soorten productie- en afzetketens worden onderscheiden,
die elk min of meer langs de denklijn van één van die mensbeelden
zijn georganiseerd: de verantwoorde keten, de berekenende keten, de
behoudende keten en de unieke keten.
De verantwoorde keten haalt momenteel de grootste omzet. De
betrokkenen bij deze keten hechten vooral aan de idealen en de
manier van produceren van de biologische landbouw. Zij kopen en
verkopen bij voorkeur via natuurvoedingswinkels.
De berekenende keten heeft de grootste groeimogelijkheden. De
belangrijkste kritische succesfactor is daarbij het klein houden van
het prijsverschil met 'gangbaar' voedsel Ook in de andere
biologische ketens speelt de prijs overigens wel degelijk mee.
In de behoudende keten speelt de band met de maatschappelijke
omgeving een belangrijke rol. Deze keten probeert zich dan ook te
verankeren in de regio, door diensten rond natuur en landschap te
combineren met huisverkoop van eigen producten of streekproducten.
De unieke keten is per definitie klein van omvang. Hij wil de op
genot ingestelde consument bedienen met exclusieve, smaakvolle en
vernieuwende producten.
De praktijk blijkt deze mensbeelden te herkennen. Door de vier
verschillende ontwikkelingslijnen met ieder een eigen accent te
benutten, kunnen bedrijven en ketens hun groeimogelijkheden
versterken. De onderzoekers adviseren de sector dan ook om veel meer
dan tot nu toe de verscheidenheid in alle schakels van de keten te
benutten en te organiseren, zij het met behoud van de
gemeenschappelijke doelstellingen.
Zie voor meer informatie de studies 'Zicht op de plantaardige
biologische keten' en 'Zicht op de dierlijke biologische ketens' op
de site van het LEI. (pdf)
Bron: LEI - Wageningen UR
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Zaterdag 17 en
zondag 18 juni 2006
Kom kijken en proeven bij de biologische boer en tuinder |
Noteer vast in uw agenda!
De landelijke Open Dagen bij de biologische boer en tuinder
zijn dit jaar op 17 en 18 juni. Een weekend lang stellen ruim
200 biologische bedrijven hun deuren open voor het publiek. Met
rondleidingen en proeverijen kunt u op een leuke manier kennismaken
met de biologische landbouw en voeding. Ook worden er fietstochten
georganiseerd en zijn er kinderactiviteiten. Het thema is agrarisch
natuurbeheer.
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Biologisch moet inspelen op
betere smaak en gezondere voeding |
1-02-2006
Consumenten die soms biologische producten eten worden niet
gedreven door idealisme. Ze waarderen de smaak en willen negatieve
gezondheidszaken zoals residuen van antibiotica en pesticiden
voorkomen.
De biologische sector moet deze mensen dus niet aanspreken op hun
verantwoordelijkheid voor de leefomgeving, maar op de betere smaak
en de gezondere voeding.
Dat zegt Francis Blake, voorzitter van de adviesgroep Biologische
Landbouw van de Europese Commissie en directeur van de Britse Soil
Association, de Britse certificerende organisatie op het gebied van
de biologische landbouw.
Volgens Blake koopt de groep concumenten die soms biologisch eten
dat vooral om de bovengenoemde, egoistische redenen. De groep
consumenten die vrijwel altijd biologisch koopt is meer gedreven
door idealisme. Maar die groep heeft dan ook een volledig andere
lifestyle. Ze kopen ook biologische wasmiddelen en gaan op de fiets
naar hun werk.
Deze groep idealisten is niet makkelijk uit te breiden, meent Blake.
Vandaar dat de biologische sector ook niet moet pogen mensen aan te
spreken op hun verantwoordelijkheid voor de leefomgeving. Ze kunnen
in plaats daarvan beter de nadruk leggen op smaak en gezondheid.
Bron: Zuivelzicht
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Biologische
akkerbouw compenseert CO2 uitstoot |
2005-10-26
De biologische akkerbouw legt tot vier keer zoveel CO2 vast in de
bodem als de gangbare akkerbouw. Dit blijkt uit een analyse van
onderzoeksbureau CE in opdracht van Natuur en Milieu en Triodos
Bank. De uitkomsten van het onderzoek zijn volgens beide
organisaties een extra argument om biologische landbouw financieel
te ondersteunen.
Biologische akkerbouw legt volgens het CE 3 ton CO2 per hectare per
jaar meer vast dan gangbare akkerbouw. Als in 2010 10% van het
akkerbouwareaal in Nederland biologisch zou worden geteeld, komt dat
overeen met 1 procent van de Nederlandse Kyoto-doelstelling.
Aanleiding voor het onderzoek waren de resultaten van veldonderzoek
door het Amerikaanse Rodale Institute. Dit instituut vergeleek 23
jaar lang biologische en niet-biologische akkerbouwsys-temen en kwam
tot de conclusie dat biologische akkerbouw veel meer CO2 vastlegt
dan reguliere landbouw. De conclusies zijn ook voor Nederland
geldig, blijkt nu.
Per brief roepen Natuur en Milieu en Triodos Bank de Tweede Kamer
vandaag op om zich bij de bespreking van de landbouwbegroting hard
te maken voor behoud van de toegezegde subsidie van biologische
boeren van minstens 8 miljoen euro voor de komende 5 jaar. Dit zou
het recente voorstel van minister Veerman om hierop te bezuinigen,
moeten corrigeren.
De bijdrage aan CO2-reductie is een extra reden voor een beter
subsidiebeleid van de biologische landbouw. Nederland is het enige
EU land dat nog geen voortzettingssubidie kent. Ons land schaft
bovendien vanaf 2006 als enige EU-lidstaat de omschakelsubsidies af
voor biologische boeren. Het level playing field vervalt hierdoor.
Dit jaar en in 2003 is het areaal biologische landbouw gedaald,
terwijl het kabinet toe wil naar een groei van dit areaal tot 10%
van het totale areaal (nu al 3 jaar ca. 2,5%).
Bron: Natuur en Milieu
|
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Voorschriften biologische dierlijke productie |
Het basisprincipe van de dierlijke biologische productie is het
beginsel van de grondgebondenheid, dit wil zeggen dat het aantal
dieren op het bedrijf in verhouding moet zijn met de hoeveelheid
land waarover het bedrijf kan beschikken. Het achterliggende idee
hierbij is enerzijds dat de dieren over een vrije uitloop moeten
kunnen beschikken en anderzijds dat mestoverschotten moeten worden
voorkomen omdat er niet meer dan 170 kg stikstof per hectare per
jaar mag worden geproduceerd. Het aantal dieren per hectare grond is
in de gangbare veehouderij meestal een veelvoud van het aantal
dieren in een biologische veebedrijf (5).
Bij het opbouwen van een veestapel moet bijzondere aandacht worden
besteed aan de keuze van het ras, zodat de dieren zich zo goed
mogelijk aan hun omgeving kunnen aanpassen en een hoge resistentie
tegen ziekten ontwikkelen. De dieren moeten steeds afkomstig zijn
van een bedrijf dat de regels inzake biologische productie in acht
neemt, en zij moeten voor de rest van hun leven volgens die regels
worden gehouden. Eigen fok en selectie geniet dan ook de voorkeur.
Het diervoeder moet biologisch worden geproduceerd en is bij
voorkeur afkomstig van het bedrijf zelf. Met andere woorden, in de
biologische landbouw wordt het hebben van een gemengd bedrijf
gepropageerd. Een gemengd bedrijf heeft het voordeel dat er een
verantwoorde mestverwerking mogelijk is, er eigen voederwinning is
en de risico’s worden gespreid. In de gangbare landbouw zijn de
bedrijven meestal tamelijk gespecialiseerd (1).
Natuurlijke voeding en in hoofdzaak ruwvoer moet een belangrijke
plaats innemen. De hoeveelheid krachtvoer is gelimiteerd. Er zijn
zeer precieze regels vastgelegd inzake de samenstelling en de
grondstoffen en andere stoffen in de diervoeding.
Biologische veehouders proberen vooral door de voeding, de
verzorging en de leefomstandigheden van de dieren een goede
natuurlijke weerstand tegen ziekten te creëren en zo ziektes te
voorkomen. Bij de behandeling van ziekten hebben natuurlijke en
homeopathische middelen de voorkeur. Als deze middelen niet
doeltreffend zijn en een meer drastische behandeling noodzakelijk is
voor de genezing van het dier, kan op attest van een dierenarts een
gangbaar geneesmiddel worden gebruikt. Als voor dit geneesmiddel een
wachttijd voor melklevering of slacht is voorgeschreven dan dient
deze te worden verdubbeld. Het preventief toedienen van
geneesmiddelen is niet toegestaan, met uitzondering van de wettelijk
verplichte inentingen tegen besmettelijke ziekten.
De verordening voorziet ook voorschriften inzake dierenwelzijn.
Bepaalde ingrepen zoals het onthoornen van koeien en geiten, het
snavelkappen van kippen, het afsnijden van de staart bij varkens
zijn in principe verboden. Deze ingrepen werden in de gangbare
landbouw ingevoerd omdat zij bij het houden van veel dieren op een
kleiner oppervlak meer garantie zouden bieden inzake de hygiëne en
de veiligheid van de dieren. In de biologische veeteelt kan
toestemming worden gevraagd om dergelijke ingrepen te doen indien de
boer kan aantonen dat dit nodig is voor de veiligheid, de hygiëne of
het welzijn van de dieren. Onthoorning van koeien die in
ligboxstallen worden gehouden is noodzakelijk voor de veiligheid van
de koe en kippen met een afgepunte snavel zullen elkaar minder
verwonden.
De verwerking
Bij de verwerking van biologische landbouwproducten tot
voedingsmiddelen wordt het gebruik van ingrediënten van
niet-agrarische oorsprong (additieven, aroma’s, water en zout,
preparaten op basis van micro-organismen en mineralen) en van
technische hulpstoffen strikt aan banden gelegd, maar niet volledig
uitgesloten. Net als voor de gangbare voedingsmiddelen bestaat er
een exclusieve lijst van toegelaten stoffen. Deze lijst is wel
beperkter. Tevens geldt er een verbod op het gebruik van genetisch
gemodificeerde organismen en ioniserende straling. Indien een
bepaald ingrediënt niet of onvoldoende vanuit de biologische
landbouw beschikbaar is, mag dit worden vervangen door zijn
equivalent uit de gangbare landbouw, zij het binnen bepaalde
limieten en na uitdrukkelijke goedkeuring.
Controle
De controle op en de certificatie in verband met de toepassing van
de wetgeving op de biologische landbouw en verwerking worden in
België uitgevoerd door twee organismen die daartoe door de overheid
(het Ministerie van Landbouw) erkend zijn, namelijk Blik vzw en
Ecocert Belgium. Iedere zogenaamde marktdeelnemer – landbouwer,
verwerker en herverpakker, verdeler/importeur en verkooppunt – die
zijn producten onder de noemer biologisch wenst te verkopen dient
zich aan hun controle te onderwerpen. Hierbij worden alle aspecten
van de bedrijfsvoering gecontroleerd. De controleur voert een
fysische controle van het bedrijf uit, een administratieve controle,
neemt de nodige stalen voor analyse van de bodem en de geproduceerde
producten en voert een kwantitatieve controle uit op basis van de
productiecapaciteit en de verkochte hoeveelheden.
|
Biogarantie
Naast de aanduiding "biologisch geteeld" draagt het Biogarantie-logo
(zie figuur 1) bij tot de herkenning van gecontroleerde bioproducten.
Het Biogarantie-logo is een Belgisch privékeurmerk in eigendom van
de vzw Biogarantie, een koepelorganisatie van
consumentenorganisaties, certificerings- en controleorganismen en
beroepsorganisaties van landbouwers, verwerkers, verdelers en
winkels. Om het logo te mogen gebruiken moet men voldoen aan het
Biogarantie-lastenboek dat zelfs verder gaat dan de voorschriften
van de EG-verordeningen ter zake. Het Biogarantie-logo mag enkel op
producten worden aangebracht wanneer het percentage bio-ingrediënten
berekend op het totaal van de landbouwingrediënten hoger is dan het
percentage vermeld in het lastenboek. Voor bijvoorbeeld plantaardige
voedingsmiddelen bedraagt dit 95 %. Op producten die tussen de 70 en
95 % biologische ingrediënten bevatten mag het logo worden geplaatst
samen met de officiële tekst "x procent van de ingrediënten van
agrarische oorsprong is verkregen volgens de biologische
productiemethode" en dit in eenzelfde kader. De controle op het
gebruik van het Biogarantie-logo wordt eveneens door Blik vzw en
Ecocert Belgium uitgevoerd.
Elk Europees land kent één of meerdere vergelijkbare privékeurmerken.
Er is bijvoorbeeld het Franse AB (Agriculture Biologique)-logo en
het Nederlandse EKO-logo (zie figuur 1). Deze verschillende
nationale privékeurmerken hebben er sinds kort een Europees
(wettelijk) broertje bij: het EG-logo (zie figuur 1). Het logo mag
echter alleen worden gebruikt voor biologische producten waarvan
alle biologische ingrediënten uit de Europese Unie afkomstig zijn.
Vaak bevatten bioproducten één of meerdere van buiten de EU
geïmporteerde ingrediënten. De nationale privékeurmerken blijven
onder meer daarom nog de meest gebruikte. Bovendien zijn ze beter
bekend bij de consument.
Bio in Vlaanderen
De biologische landbouw in Vlaanderen is nog zeer bescheiden:
slechts 0,63 % van het landbouwareaal werd eind 2001 biologisch
bewerkt (6). In 1999 bedroeg het Europese gemiddelde 2,6 %. Ondanks
het feit dat het biologisch bewerkte landbouwareaal in Vlaanderen op
vier jaar tijd vervijfvoudigde, blijft Vlaanderen nog sterk achter
op de meeste Europese landen. De landen met het grootste aandeel
biologisch bewerkt areaal zijn Oostenrijk (8,5 %), Italië (6,5 %),
Finland (6,3 %), Denemarken (5,5 %), Zweden (5 %) en Duitsland (2,6
%) (7). De Vlaamse regering heeft in haar regeerakkoord de
doelstelling opgenomen om het landbouwareaal voor biologische teelt
10 % te laten uitmaken in 2010. Zij heeft daartoe een Actieplan
"Biologische Landbouw" gelanceerd. In dit kader worden de
investeringen in bio voor 40 % door de Vlaamse overheid
gesubsidieerd.
De consumptie van biologische producten bedraagt ongeveer 1 % van de
totale consumptie. Algemeen wordt aangenomen dat de consumptie
beperkt wordt door het nog kleine aanbod en dat er nog een sterke
groei mogelijk is indien het aanbod kan worden vergroot.
Voor het hele artikel:
http://www.nice-info.be/html/PROF/NUTRINEWSONLINE/NN0602biovoedIN.htm
|
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Biologische
Britse kabeljauw |
sept -2005
Brits bedrijf zet stap op weg naar kweek biologische kabeljauw
Met de aankoop van het bedrijf Nufish heeft het Britse Shetland
Organic Seafoods (op de Shetland-eilanden) een belangrijke stap
gezet op weg naar het verkrijgen van de status van 's werelds eerste
kweekbedrijf voor biologische kabeljauw. Het bedrijf hoopt nog deze
zomer deze status te krijgen. Doel is de jaarlijkse productie van
15.000 ton biologische kabeljauw in 2010.
Nufish is een bedrijf dat kabeljauw-uitgangsmateriaal levert en is
één van de twee commerciële kweekbedrijven voor
kabeljauw-uitgangsmateriaal in de Europese Unie. Het bedrijf kan
jaarlijks 600.000 stuks uitgangsmateriaal per jaar kweken, maar het
is de bedoeling deze productie te verdrievoudigen. Daarmee krijgt
Shetland Organic Seafoods de gehele cyclus van de kweek van
kabeljauw in eigen huis.
Met dit alles zijn investeringen van een kleine 4,5 miljoen euro
gemoeid, waaronder ook de ontwikkeling van nieuwe gebieden voor de
kweek van kabeljauw. Shetland Organic Seafoods heeft ook de
wetenschappelijke staf van de onlangs gesloten aquacultuur-afdeling
van het North Atlantic Fisheries College in Scalloway in dienst
genomen.
bron: LBActualiteiten, geknipt uit Biofood Online
|
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Biologische
spijkerbroeken gemaakt van hennep |
4-09-2005
Op het land van
akkerbouwer Mattheus Wagter uit Rheden (Gld) en bij een Duitse boer
in Bedburg-Hau bij Kleve wordt drie hectare hennep verbouwd voor de
productie van spijkerbroeken. De twee akkerbouwers zitten in een
project samen met Plant Research International BV van Wageningen UR,
Deutsches Textilforschungszentrum Nord- West uit Krefeld,
machinefabriek Trützschler uit Möndchengladbach en
Landwirtschaftskammer NRW Kreisstelle Kleve.
Het doel van het project is om hennep te verwerken tot
katoenkwaliteit, waardoor het gebruikt kan worden voor kleding.
Doordat er in hennep zo goed als geen bestrijding nodig is, kan
hennep een milieuvriendelijk alternatief worden voor katoen. Bij
katoen worden namelijk veel bestrijdingsmiddelen ingezet. Hennep is
daarom een teelt die bij uitstek geschikt is voor de biologische
landbouw.
De vezels van de geoogste hennep gaan naar een spinnerij en
vervolgens naar een weverij. "Daarna gaan ze naar een
textielfabrikant die er kleding van maakt. Van deze hennep maakt als
het goed is het modemerk Diesel spijkerbroeken", vertelt Wagter.
bron: Gelderlander |
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Accijns
belemmert koolzaadteelt voor biodiesel |
mei
2005
Koolzaad levert in Nederland minder op dan tarwe. De teelt van
koolzaad voor biodiesel zal hier dan ook geen grote vlucht nemen.
Dat geldt niet alleen onder de huidige marktomstandigheden, maar ook
onder het nieuwe EU-landbouwbeleid. In andere Europese landen levert
koolzaad meer op dan tarwe. In Duitsland is het areaal koolzaad
onder invloed van accijnsvrijstelling voor biodiesel drastisch
uitgebreid. De EU streeft naar een vervanging van 2% van de
transportbrandstoffen door biobrandstoffen. Om de teelt in Nederland
aantrekkelijk te maken is een combinatie nodig van meer kilo's per
hectare, hogere opbrengstprijzen en lagere kosten. Deze combinatie
van maatregelen ligt binnen de mogelijkheden, maar vergt dan wel een
aanzienlijke inspanning van de sector. Dat blijkt uit een onderzoek
van Wageningen Universiteit en Researchcentrum, in opdracht van het
Ministerie van LNV.
Nederlands areaal koolzaad
Het onderzoek werd uitgevoerd door het LEI, het Praktijkonderzoek
Plant en Omgeving, en Agrotechnology & Food Innovations, drie
instituten van Wageningen UR. Uit het onderzoek komt naar voren dat
koolzaad momenteel niet kan concurreren met graan of snijmaïs. In
2002 was het areaal teruggelopen tot minder dan 1000 ha. Door nieuwe
initiatieven voor verwerking neemt de belangstelling voor de teelt
inmiddels weer toe. In 2004 was het areaal gestegen tot ruim 1.600
ha.. Dat is overigens nog maar een fractie van de 50.000 tot 70.000
ha die in Nederland teelttechnisch gezien (gelet op bijvoorbeeld de
vruchtwisseling) voor koolzaad zou kunnen worden gebruikt. Als al
die ruimte zou worden benut, zou dat genoeg biodiesel opleveren om
1% van de Nederlandse behoefte aan transportbrandstoffen te dekken.
Daarmee zou dus halverwege tegemoet worden gekomen aan de vraag naar
biobrandstof die voortvloeit uit de EU-richtlijn. Bedrijfseconomisch
gezien ontbreken hiervoor echter de stimulansen.
Voorwaarden voor uitbreiding
Om een areaaluitbreiding voor de boer aantrekkelijk te maken, is een
combinatie van hogere opbrengst per hectare, lagere kosten en een
betere prijs nodig. Door onderzoek en voorlichting kan de opbrengst
koolzaad per hectare volgens deskundigen omhoog van de 3.300 kilo
die gemiddeld eind jaren negentig werd gehaald naar meer dan 4.000
kilo. In het teeltseizoen 2004 werd zelfs al een opbrengst van 4.600
kilo gerealiseerd. De kosten zouden kunnen dalen wanneer bepaalde
gewasbeschermingsmiddelen toegepast zouden kunnen worden. Prijzen
kunnen stijgen wanneer voor het stro een hoogwaardiger toepassing
wordt gevonden. Accijnsvrijstelling zou vooral bij lokale
initiatieven tot betere prijzen voor de teler kunnen leiden. Pas als
aan deze voorwaarden zou worden voldaan, zou koolzaad ook in ons
land kunnen gaan concurreren met wintertarwe.
Beschikbaarheid koolzaad voor biodiesel. Het rapport bestellen:
http://www.lei.wur.nl/index.php3?page=nl/content/rapporten/rapport.php&id=595
Bron: LEI / Universiteit Wageningen
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Brazilië wil
wereldmarktleider biodiesel worden |
Mei 2005
Een oud-vakbondsman kiest zijn eigen momenten. Op de Dag van de
Arbeid, 1 mei, verkondigde president Lula van Brazilië dat zijn land
wereldmarktleider in biobrandstoffen wil worden. Zelfoverschatting?
Hij opende wel de tweede fabriek in èèn maand, goed voor 8 miljoen
biodiesel per jaar. De eerdere, die op 26 maart opende, zal een
productie van 10.000 ton kennen. Een prachtige ambitie, maar in ons
eigen Friesland wordt aan een grotere fabriek gebouwd.
De nationale Braziliaanse oliemaatschappij Petrobas draagt zorg voor
de distributie van de uit plantenresten verkregen brandstof.
Want: de Braziliaanse regering wil van biobrandstof de tweede grote
energiebron maken, na waterkracht. President Luiz Inácio Lula da
Silva zei gisteren: “De productie van biodiesel maakt Brazilië
minder afhankelijk van olie, een brandstof die eindig is. Dit is een
kernproject om ons land minder afhankelijk te maken; we kunnen zelfs
een grote exporteur worden.”
De gisteren geopende fabriek staat in de staat Pará, de eerste in
Minas Gerais. Lula was ook daar bij en sprak: “In de nabije toekomst
zal olie niet langer de reden voor oorlog zijn, of voor een invasie
van een olieconsumerend land van een olieproducerend land.” De
grondstoffen die Lula nodig heeft zijn resten van oliehoudende
planten, zoals palmolie-pitten, sojabonen en zonnebloempitten. Lula
maakte ook zijn streefcijfer bekend. “Nu moeten we jaarlijks 2
miljard aan buitenlandse olie importeren.”
Valt er in dit opzicht nog iets over Nederland te melden? Wel iets.
In het noorden van het land is een spannende race gaande tussen
enkele fabrieken die biodiesel uit koolzaad willen gaan produceren.
De Friezen gaan het winnen van de Drenthen. Zowel in tijdstip van
oplevering - deze zomer - als in volume. Sunoil Biodiesel in Emmen
wil 30.000 ton biodiesel gaan produceren. Drie Friese bedrijven
werken samen in de bouw van twee koolzaadoliefabrieken in Leeuwarden
en Harlingen. De eerste moet jaarlijks 6 miljoen liter biodiesel
produceren, de tweede 12 miljoen. En da’s voorlopig meer dan
nieuweling van de trotse president van Brazilië. Maar veel en veel
minder dan onze Duitse oosterburen neerzetten. En volgens het
landbouwkundig onderzoeksbureau LEI is de capaciteit van koolzaad in
Nederland zeer beperkt. In 2002 was het areaal zelfs teruggelopen
tot minder dan 1000 hectare. Door nieuwe initiatieven voor
verwerking neemt de belangstelling bij boeren voor de teelt
inmiddels weer toe. In 2004 was het areaal gestegen tot ruim 1.600
hectare; overigens een fractie van de 50.000 tot 70.000 hectare die
in Nederland teelttechnisch gezien voor koolzaad zou kunnen worden
gebruikt. Als al die ruimte zou worden benut, zou dat genoeg
biodiesel opleveren om 1 procent van de Nederlandse behoefte aan
transportbrandstoffen te dekken. En dat is weer een bescheidener
ambitie dan die van Lula.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Milieu niet
gebaat bij biologische landbouw |
23-04-2005
Biologische landbouw is minder goed voor het milieu dan wordt
beweerd, zeggen Louise Fresco, Joost van Kasteren en Rudy Rabbinge.
” Het kost veel grond en levert bovendien te weinig op om de wereld
ecologisch verantwoord te voeden.”
DOOR LOUISE FRESCO, JOOST VAN KASTEREN EN RUDY RABBINGE,
De wereld staat voor een dubbele opgave. Aan de ene kant hebben we
afgesproken om honger en ondervoeding te halveren en op termijn uit
te bannen. Daarvoor is een verdubbeling van de landbouwproductie
nodig. Niet alleen omdat de wereldbevolking nog steeds groeit, maar
vooral ook omdat de groeiende welvaart in landen als China en India
leidt tot een overgang naar een menu met meer groenten, fruit en
dierlijke eiwitten. In Afrika is groei van de voedselproductie
vooral nodig om honger uit te bannen. Aan de andere kant blijkt uit
de recent verschenen Millennium Ecosystem Assessment dat we
ecologisch gezien op te grote voet leven.
Circa 60 procent van de ecosystemen die het leven op aarde
ondersteunen, wordt niet duurzaam benut en gaat meer of minder hard
achteruit. De belangrijkste oorzaak is het veranderen van
natuurlijke ecosystemen in landbouwgrond, al of niet nadat de bossen
zijn gekapt. Anders dan de voorzitter van de IFOAM ( International
Federation of Organic Agriculture Movements) suggereert is
biologische landbouw met zijn principiële afwijzing van kunstmest,
synthetische bestrijdingsmiddelen en moderne gentechnieken, niet
efficiënt genoeg om de wereldbevolking adequaat te voeden zonder
ecosystemen verder aan te tasten.
Het belangrijkste knelpunt in de biologische landbouw is het op peil
houden van de vruchtbaarheid van de bodem. Met het gewas worden de
uit de bodem opgenomen stoffen afgevoerd.
Als je die niet aanvult, raakt de bodem langzaam uitgeput, waardoor
niet alleen de opbrengsten van jaar tot jaar lager worden, maar de
ooit vruchtbare toplaag wegspoelt of waait. In de biologische
landbouw mag het verlies aan vruchtbaarheid alleen op traditionele
manieren worden gecompenseerd met compost, dierlijke mest en het
verbouwen van groenbemesters. Daarvoor is grond nodig, veel grond.
Het argument dat biologische landbouw per definitie beter is voor
natuur en milieu dan andere vormen van landbouw gaat maar zeer ten
dele op. Elke vorm van landbouw, hoe extensief ook, leidt tot
verstoring van ecosystemen. Zelfs al is de biodiversiteit op een
biologische akker of weide groter dan in de gangbare landbouw, dan
nog haalt het aantal en de verscheidenheid aan soorten het niet bij
de biodiversiteit van het tropisch regenwoud of zelfs een Hollands
moerasbos.
Afgezien van het grondgebruik is het twijfelachtig of biologische
landbouw per definitie beter is voor het milieu. Vergeleken met
kunstmest is het grote nadeel van dierlijke mest en compost, dat je
de mestgift, noch qua samenstelling, noch wat betreft het tijdstip
van toedienen kunt afstemmen op de behoefte van het gewas. Dierlijke
mest en compost leveren een tamelijke constante stroom aan stikstof,
die zich niet leent voor fijnafstemming op de behoeften van de
plant. In het ene seizoen komt daardoor te weinig stikstof vrij, in
het andere seizoen teveel.
Enerzijds leidt dat tot lagere opbrengsten per hectare, anderzijds
tot verspilling en daarmee vervuiling van grond- en
oppervlaktewater.
Het valt niet te ontkennen dat overmatig gebruik van kunstmest ( en
dierlijke mest) ook in de gangbare landbouw tot milieuproblemen
heeft geleid. Daarmee is echter niet gezegd dat gangbare landbouw
inherent vervuilend is. In de laatste 10, 20 jaar heeft het ’ meer =
beter’ plaats gemaakt voor uitgekiend management van agrarische
ecosystemen.
De ecologische modernisering leidt ertoe dat de gangbare landbouw
steeds efficiënter omspringt met meststoffen, water, arbeid en
grond. De opbrengsten per hectare stijgen, maar ook de opbrengsten
per kilo stikstof, per liter water en per uur arbeid. Die
ontwikkeling is nog lang niet ten einde.
Ongetwijfeld zal er een nichemarkt blijven bestaan voor producten
van de biologische landbouw. We moeten ons echter geen illusies
maken dat deze vorm van laagproductieve landbouw veel zal bijdragen
aan de toekomstige voedselvoorziening in de wereld. Voor een
werkelijke duurzame ontwikkeling kunnen we onze kaarten dan ook
beter zetten op het ecologisch verantwoord verbeteren van de
gangbare landbouw.
■ Louise Fresco is FAO- medewerker en ’ distinguished’ professor van
Wageningen UR waar Rudy Rabbinge hoogleraar is. Joost van Kasteren
is wetenschapsjournalist .
Bron: Agrarisch Dagblad
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
EKO-gids
2005-2006 gratis verkrijgbaar |
10-05-2005
De EKO-gids is een echte ‘must’ voor iedereen die van biologisch wil
genieten. De gids, die wordt uitgegeven door stichting Biologica,
bevat adressen van verkooppunten van biologische producten en geeft
achtergrondinformatie over ‘biologisch’. De editie 2005-2006 is
zojuist verschenen.
In de EKO-gids vindt u onder meer de volgende informatie:
adressen van verkooppunten, boerderijwinkels, bezoekboerderijen;
overzicht van biologische producten die bij supermarktketens te koop
zijn;
biologische restaurants in Nederland;
on-line shops die biologische producten verkopen;
informatie over biologische bomen, bloemen, planten, katoen en
dergelijke;
reportages over biologische producten en de boer/teler achter het
product.
Bestellen
U kunt de gratis EKO-gids aanvragen bij Biologica door een e-mail te
sturen naar info@biologica.nl o.v.v. uw adresgegevens en ‘EKO-gids’.
U krijgt de gids dan binnen enkele weken toegestuurd (tegen
portokosten en zolang de voorraad strekt).
De digitale versie van de EKO-gids kunt u raadplegen op de site van
Biologica.
Bron: Biologica
|
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Grootste
Eko-supermarkt van Nederland in Alkmaar |
april 2005
Op donderdag 21 april opende EkoPlaza in Alkmaar de grootste
biologische supermarkt van Nederland. In de kaasstad verrijst
daarmee de eerste nieuwe, extra grote winkel die drempels voor
natuurvoeding weg moet halen. EkoPlaza Alkmaar vormt een fris en
eigentijds antwoord op de groeiende behoefte aan natuurvoeding.
Met de opening van EkoPlaza Alkmaar wordt natuurvoeding voor het
grote publiek toegankelijk gemaakt. Heldere, trendy kleuren sieren
de 1.500 vierkante meter grote, ruim opgezette indeling van de
supermarkt. “Iedere consument moet zich hier thuis voelen,” aldus
initiatiefnemers Jos en Heleen Kamphuys, “EkoPlaza wil een breed
publiek inspireren met de allerbeste kwaliteit levensmiddelen die
verkrijgbaar zijn.” Daarmee breekt de nieuwe supermarktformule
definitief met het geitenwollensokkenimago dat veel consumenten nog
altijd met biologische voeding associëren.
EkoPlaza brengt maar liefst 9.000 biologisch verantwoorde producten
met keurmerk op de schappen. Het assortiment omvat nagenoeg alle
biologische levensmiddelen die in Nederland verkrijgbaar zijn.
Daarnaast wordt een selectie van de beste reformartikelen
aangeboden. Jos Kamphuys: “De bestaande natuurvoedingswinkels bieden
dat soms ook, maar hebben wel het karakter van een speciaalzaak
gehouden. EkoPlaza is juist ontwikkelt als laagdrempelige supermarkt
voor een breed publiek.”
Ook de verkoopprijzen vormen voor de natuurvoedingsbranche een
doorbraak. Door biologische producten op grotere schaal in te kunnen
kopen, is de prijsstelling in aanvang al vergelijkbaar met het
biologische assortiment van Albert Heijn. Doordat de omloopsnelheid
al snel groter zal zijn dan de bestaande natuurvoedingswinkels,
verwacht de ondernemer dat hij de verkoopprijzen vervolgens zelfs
naar een lager niveau kan brengen.
Wederom vormt Alkmaar de keuze voor een nieuw supermarktinitiatief.
Na de lancering van de megasupermarkten als Albert Heijn XL en
FoodFactory in Alkmaar, volgt nu ook EkoPlaza met haar eerste extra
grote biologische supermarkt. EkoPlaza heeft bewust voor vestiging
pal naast FoodFactory gekozen. Alle biologisch verantwoorde én
gangbare boodschappen kunnen daarmee in een keer gedaan worden.
Beide supermarkten verwachten door de combinatie een sterke
aantrekkingskracht op veel consumenten in een wijde cirkel rond
Alkmaar te creëren.
EkoPlaza heeft de ambitie om binnen enkele jaren een keten van
tenminste 15 extra grote biologische supermarkten van 1.000 tot
2.500 vierkante meter te realiseren. Iedere volgende vestiging wordt
in gebieden geplaatst met 400.000 inwoners of meer. EkoPlaza vervult
daardoor met iedere vestiging een sterk regionale functie.
Bron: EkoPlaza
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
EKO-Monitor
Jaarrapport 2004:
Omzet in biologische producten stijgt tot ruim 419 miljoen euro.
|
31 maart 2005
De markt voor biologische producten is in 2004 met ruim 6%
gegroeid. Ondanks de economische recessie en de prijzenslag, heeft
de biologische sector zich in 2004 goed staande gehouden. AGF blijft
met 3,9% marktaandeel de belangrijkste biologische productgroep.
Eieren waren in 2004 met 14% omzetstijging de grootste groeier.
Vlees behaalde een omzetstijging van 12,7%.
Deze cijfers en trends komen uit het EKO-Monitor Jaarrapport 2004.
Afzetkanalen
De omzet in biologische producten bedroeg het afgelopen jaar € 419
miljoen euro. Super-markten waren goed voor € 194 miljoen (46%),
natuurvoedingsspeciaalzaken voor € 171 miljoen (41%) en de overige
kanalen voor € 54 miljoen (13%). Ten opzichte van 2003 is de groei
6,1%; in 2003 bedroeg de groei circa 5%. In de foodmarkt als geheel
zijn in 2004 de consumentenbestedingen gedaald met 1,3%. De
bestedingen aan biologische voeding in het natuurvoedingskanaal zijn
in 2004 iets sterker gestegen (6,9%) dan in het supermarktkanaal
(6,3%).
Areaal groeit, minder boeren
Het areaal biologische landbouw is in 2004 gestegen. De groei wordt
voornamelijk veroorzaakt door aanmeldingen van grasland. Eind 2004
heeft 2,5% van de totale land- en tuinbouw nu een biologische
bedrijfsvoering, tegen 2,2% eind 2003. Flevoland is de provincie met
de meeste biologische landbouw (7.811hectare) en Limburg met de
minste (966 hectare). In 2004 waren er 1383 gecertificeerde
biologische land- en tuinbouwbedrijven, tegen 1434 in 2003. De
afname heeft o.a. te maken met de regulering in 2003 van het aanbod
biologisch varkensvlees, die voor bedrijven in 2004 zijn beslag
kreeg.
Perspectief voor 2005
Voor 2005 wordt een verder doorzettende groei verwacht. De
convenantpartijen die samenwerken in de Task Force Marktontwikkeling
Biologische Landbouw hebben afgesproken dat zij hun inspanningen om
de 5% doelstelling te halen gaan intensiveren. Zij hebben daartoe
een vervolgconvenant afgesloten, waarin ook nog eens extra
doelstellingen zijn vastgelegd (export, prijsverschil aanpakken en
onderzoek meer vraag gestuurd maken). Bijzonder is verder dat er
twee nieuwe convenantpartijen zijn toegetreden: Veneca namens de
cateraars en 12 maatschappelijke organisaties, verenigd in een
deelconvenant. Kern van het deelconvenant is dat maatschappelijke
organisaties hun leden zullen stimuleren om vaker biologisch te
kopen.
Het marktaandeel in de sector AGF bedraagt nu 3,9% (2003: 3,7), in
de sector vlees 2,3% (2003: 2,0%) en in de sector zuivel 2,8% (2003:
2,6%). Met 2,2% groeit het marktaandeel brood minder snel (2003:
2,0%), net als de kruidenierswaren (nu 1%, tegen 0,9% in 2003).
Bron: Biologica
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
EKO-congres
presenteert resultaten nieuw onderzoek naar gezondheidsaspecten
biologische voeding. |
31 maart
2005
Biologisch
voedsel bevat meer gezondheidsbevorderende stoffen
Voedsel geproduceerd met de biologische landbouwmethode bevat
gemiddeld meer gezondheidsbevorderende stoffen dan voedselproducten
uit de reguliere landbouw. Bovendien bevat biologische zuivel meer
meervoudig onverzadigde vetzuren (CLA’s) die samen met omega-3- en
omega-6-vetzuren een gunstige rol lijken te spelen bij de
versterking van het immuunsysteem, het voorkomen van astma en
allergie en het voorkomen van hart- en vaatziekten.
Dit zijn de belangrijkste conclusies van onderzoekers van het Louis
Bolk Instituut n.a.v. literatuuronderzoek en nieuw onderzoek naar
biologische melk versus reguliere melk.
Naast het onderzoek naar biologisch zuivel is onderzoek gedaan naar
borstvoeding van vrouwen die biologische zuivel gebruikten. Bij hen
werd een hogere concentratie CLA’s in borstvoeding geconstateerd dan
bij vrouwen die reguliere zuivel gebruikten.
Aanleiding voor het onderzoek was de oproep van Triodos Bank
directeur Peter Bom tijdens het EKO-congres 2004. Blom: “Biologisch
moet zich scherper profileren als gezond. Maar daar is wel onderzoek
voor nodig”. Onderzoekers van het Louis Bolk Instituut hebben in
samenwerking met diverse instituten in Europa en Nederland,
waaronder Wageningen, de Universiteit van Maastricht en TNO-Voeding
twee (pilot-)onderzoeken verricht naar verschillen tussen reguliere
en biologische zuivel.
Melkonderzoek
In februari dit jaar werd melk van biologische en gangbare
buurbedrijven verzameld en onderzocht op onder meer CLA’s. De
hoeveelheid CLA’s was in de onderzochte biologische melk significant
hoger. Bij de omega-3-vetzuren gold dat zelfs voor alle biologische
melk.
Ook de gezondheidstoestand van de koeien werd gemeten via
immunologisch onderzoek waaruit bleek dat de koeien met een
biologisch voedingspatroon met minder krachtvoer en meer klaver
beter kunnen reageren op infecties, de koeien zijn robuuster.
Moedermelkonderzoek
Naast het onderzoek naar biologisch zuivel is tevens onderzoek
verricht naar moedermelk van vrouwen die biologische zuivel
gebruikten. Het moedermelkonderzoek richtte zich ook op CLA’s. Bij
biologische zuivel gebruikende vrouwen werd een hogere concentratie
CLA’s in de borstvoeding geconstateerd dan bij vrouwen die reguliere
zuivel gebruikten. Voor dit aanvullende onderzoek werd in het kader
van het zgn. KOALA-onderzoek in samenwerking met de Universiteit van
Maastricht en Hamburg, TNO-Voeding en het Paracelsus Spital in
Zwitserland gekeken naar moedermelk van vrouwen met biologische en
niet-biologische eetpatronen en met name naar het gebruik van
zuivel.
Recente Europese onderzoeken
Tenslotte blijkt uit een overzicht van de meest recente onderzoeken
in Europa dat biologische voeding gemiddeld beter blijkt te scoren
op o.a. vitamine C gehaltes, mineralen, anti-oxidanten en
eiwitkwaliteit dan reguliere producten.
Volgens de opdrachtgevers bieden de onderzoeksresultaten volop
aanleiding voor vervolgonderzoek naar de gezondheidsaspecten van
biologische voeding. Vooral de overheid zal hieraan moeten
bijdragen. De opdrachtgevers constateren dat er steeds meer
onderzoeksresultaten beschikbaar komen waaruit blijkt dat de
biologische productiemethode niet alleen maatschappelijke voordelen
heeft (op terreinen als milieu, biodiversiteit, bodemkwaliteit en
dierenwelzijn), maar ook leidt tot gezonde voedselproducten die meer
goede stoffen bevatten en vrij blijven van pesticidenresiduen.
Belangrijkste uitgangspunten van de biologische landbouwmethode zijn
het optimaliseren van de weerstand van planten en dieren en het
vermijden van kunstmest en chemisch-synthetische
bestrijdingsmiddelen.
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Triodos Bank, Ecomel en
Biologica.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Biologische
sector moet
negatieve percepties wegnemen |
24-03-2005
Willen beleidsmakers,
producenten en leveranciers de consument van de toekomst
interesseren voor biologische producten dan is het van belang om
negatieve percepties van biologisch voedsel weg te nemen of om om te
zetten in positieve percepties. Dat concludeert de Wetenschapswinkel
van Wageningen UR op basis van een enquête onder 700 jongeren. Uit
de enquête blijkt dat 13% van de jongeren de smaak van biologisch
voedsel niet lekker vindt. Daarnaast is de hogere prijs het
belangrijkste motief van jongeren om geen biologische producten te
kopen.
De jongeren hebben over het algemeen dezelfde motieven om
biologische producten te kopen als de oudere consument. Voor
jongeren die aangeven biologische producten te willen eten, zouden
de meest belangrijke motieven om biologisch voedsel te kopen
diervriendelijkheid, milieuvriendelijkheid, gezondheid en
nieuwsgierigheid zijn.
Opvallend is dat jongeren aangeven dat biologisch voedsel niet
lekker is. Dit gecombineerd met het feit dat jongeren redelijk veel
invloed hebben op wat er thuis gegeten wordt, zou een rem kunnen
zijn op de consumptie van biologische producten. Daarbij kan gezegd
worden dat 73% van de jongeren wel eens biologisch heeft gegeten en
dat 18% van de 27% die dat nog nooit gedaan heeft dat wel eens zou
willen proberen.
Een belangrijk positief punt is dat jongeren erg veel waarde hechten
aan diervriendelijkheid en biologisch voedsel associëren met
diervriendelijkheid. Het benadrukken van diervriendelijkheid in
relatie met biologisch voedsel zou volgens de onderzoekers wellicht
een goed en sterk punt kunnen zijn voor het aantrekkelijker maken
van biologisch voedsel. Naast het benadrukken van
diervriendelijkheid zouden ook de positieve aspecten
milieuvriendelijkheid en gezondheid benadrukt kunnen worden.
Verder is het volgens de onderzoekers van belang om de drie
belangrijke begrippen rond (onder andere) voedsel te verbinden aan
biologisch voedsel. Deze begrippen zijn gemak, genot en gewin. Als
de consument het kopen van biologisch voedsel verbindt met de termen
gemak, genot en gewin en dit besef ook doordringt tot de consumenten
van de toekomst, ligt er een b(l)oeiende toekomst voor de
biologische sector in het verschiet, aldus de onderzoekers.
Het rapport Jongeren en biologisch voedsel is te vinden op de
website van de Wetenschapswinkel.
Bron: Wetenschapswinkel Wageningen UR
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Campagne ‘Nederland gaat biologisch’ succesvol |
febr. 2005
De omzet van biologisch
voedsel groeide in 2004 met ongeveer 9 procent. Dit resultaat is
voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de succesvolle
campagne ‘Nederland gaat biologisch’. Meer dan dertig
maatschappelijke organisaties, waaronder Platform Biologica,
Natuurmonumenten, Kerk in actie en FNV Bondgenoten, sloten zich aan
bij dit initiatief van Natuur en Milieu. De campagne liep van april
2004 tot januari 2005.
De deelnemende organisaties zetten vorig jaar biologische producten
en biologische landbouw in het zonnetje en riepen hun leden op om
meer biologische producten te kopen. Met een achterban van in totaal
enkele miljoenen mensen wisten zij minstens 10 procent van de
Nederlanders te bereiken, onder meer door aandacht in de eigen
bladen. Ook de aandacht in andere media nam toe.
Ruim 120 natuurvoedingswinkels haakten met speciale kortings- en
spaaracties aan op de campagne ‘Nederland gaat biologisch’. Meer dan
35.000 mensen deden daaraan mee. De Natuurvoedings Winkel
Organisatie (NWO) zag de omzet van biologische producten in 2004 met
9 procent stijgen. In de supermarkten steeg de omzet van biologisch
voedsel in het derde kwartaal van 2004 met 9 procent ten opzichte
van een afnemend aandeel traditioneel gekweekte producten.
Nieuw convenant
Om in het komende jaar opnieuw biologische producten te promoten,
ondertekenden tien maatschappelijke organisaties in december 2004
het nieuwe convenant Marktontwikkeling biologische landbouw. Het
streven is een jaarlijkse afzetgroei van 30 procent voor biologische
producten. Naar verwachting zullen zich meer maatschappelijke
organisaties aansluiten bij het convenant. Daaronder uiteraard
Stichting Natuur en Milieu, die steeds aandacht zal blijven vragen
voor biologische producten.
(nieuwsbrief Natuur en Milieu 25 januari 2005)
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|