|
|
|
|
Goed en slecht nieuws voor plant-
en diersoorten
Het Wereld Natuur Fonds heeft gemengde gevoelens bij de
uitkomst van de Conventie voor Biodiversiteit (CBD). Vrijdagavond 29
oktober werden afgevaardigden uit 190 landen het in Japan eens over
maatregelen die het uitsterven van plant-en diersoorten tot staan
moeten brengen. Afgesproken is om meer waardevolle natuurgebieden te
beschermen, schadelijke vistechnieken te verbieden en om opbrengsten
uit natuur eerlijk te verdelen. Daar staat tegenover dat de
wereldleiders nauwelijks geld uittrokken voor realisatie van de
maatregelen en geen harde afspraken maakten over naleving daarvan.
Kijkend naar het nieuwe verdrag over biodiversiteit, dat tot 2020
geldt, spreekt WNF-directeur Johan van de Gronden van ‘goed en
slecht nieuws’. Het WNF staat positief tegenover het voornemen om te
komen tot een verbod op overbevissing, schadelijke vistechnieken en
subsidies die de natuur schaden; bijvoorbeeld voor de aanleg van een
soja- of palmolieplantage.
Daarnaast zijn afspraken gemaakt om meer natuurgebieden te
beschermen. Afgevaardigden kwamen overeen dat over tien jaar 17% van
alle natuur op land een beschermde status moet hebben. Momenteel is
12% van onze aarde beschermd natuurgebied. Op zee geldt dat nu
slechts 1% van alle natuur onder water is beschermd. In Japan werd
afgesproken dat dit in 2020 moet zijn verhoogd tot 10%. ,,Een hele
stap voorwaarts, maar volgens wetenschappers onvoldoende om de vele
vissoorten die het moeilijk hebben afdoende te beschermen,’’ zegt
Van de Gronden.
Opbrengsten uit de natuur
De onderhandelingen in het Japanse Nagoya waren tot het laatste
moment spannend. Vlak voor middernacht pas bereikten deelnemers aan
de Conventie voor Biodiversiteit overeenstemming over het zogenoemde
ABS-protocol (Access and Benefit Sharing). Een ‘historische
doorbraak’, want over dit protocol, dat regelt dat de opbrengsten
uit natuur eerlijk worden verdeeld, waren partijen het al 18 jaar
oneens. Voortaan krijgen landen een deel van de opbrengsten die
voortkomen uit het gebruik van natuur en natuurlijke hulpbronnen;
denk aan de farmaceutische industrie die geld verdient aan
medicijnen waarvoor de grondstoffen afkomstig zijn uit het oerwoud.
Het WNF vindt het echter onbevredigend dat in Japan afspraken zijn
gemaakt over handhaving. Er zijn geen sancties voor landen die
onvoldoende doen om de gestelde doelen te halen. Daarnaast vindt het
WNF het teleurstellend dat rijke landen naar de bijeenkomst waren
gekomen ‘met lege zakken’. Enkele uitzonderingen daargelaten, stelde
geen van de rijke landen geld beschikbaar om uitvoering van de
afspraken ook echt mogelijk te maken. De landen nemen tot 2012 de
tijd om daar afspraken over te maken.
Wat is biodiversiteit
Biodiversiteit is een begrip om de verscheidenheid aan plant- en
diersoorten op aarde aan te duiden. In de natuur hangt alles met
elkaar samen. Het ene dier is bijvoorbeeld voedsel voor de ander.
Die samenhang werkt als een spelletje Mikado. Steeds als er een
soort uitsterft, verdwijnt er een stokje. Dat gaat heel lang goed,
maar er komt een moment dat de hele stapel in elkaar klapt. Wie weet
welke plant- of diersoort het laatste stokje vormt?
Bron: wnf.nl
|
Biodiversiteit
van levensbelang |
19-03-2010
Wij zijn afhankelijk van alles wat leeft om ons heen. Die oneindige
variëteit aan dier- en plantsoorten staat bekend als biodiversiteit.
Helaas valt dat natuurlijke netwerk steeds meer uit elkaar. Bijen
bijvoorbeeld, die ontelbare planten bestuiven, verdwijnen in een
angstaanjagend tempo. Wanneer één soort van de kaart verdwijnt, kan
dat zorgen voor een dodelijk domino-effect. Het verdwijnen van
soorten kan ook dramatische gevolgen hebben voor onze welvaart, de
landbouw en voor nog veel meer aspecten van ons leven. Daar staan we
vaak niet bij stil. Uiteindelijk zijn wij zelf ook dominostenen. In
het kader van het internationale jaar van de biodiversiteit
presenteert de Europese Commissie op 31 maart 2010 haar
bewustwordingscampagne in Amsterdam. Dit gebeurt in een bijeenkomst
met o.a. Marijke Vos van de gemeente Amsterdam.
Ondanks wereldwijde inspanningen neemt de biodiversiteit in een
schrikbarend tempo af. 2010 is daarom uitgeroepen tot het jaar van
de Biodiversiteit, waarmee het onderwerp hoog op de politieke agenda
is gekomen. Op 15 maart 2010 besloten de Europese Ministers van
Milieu het verlies van de biodiversiteit in Europa tegen te gaan,
nog vóór het jaar 2020.
http://www.duurzaamverder.nl/planeet-aarde/biodiversiteit.html |
'Supernet van
windmolens in Noordzee'
|
STRAATSBURG - Alle windmolens in de Noordzee moeten aan elkaar
worden gekoppeld om zo voldoende toevoer van groene stroom te
verzekeren. Het Europees Parlement nam een pleidooi daartoe
aan. Het parlement vraagt EU-landen die kerncentrales willen, op te
schieten met de investeringen. Samen met andere plannen moet dit de
EU minder afhankelijk maken van import van olie en gas. De EU
importeert nu 54 procent van de verbruikte energie. Dat kan oplopen
tot 70 procent in 2030, wanneer er juist een wereldwijd tekort aan
olie en gas wordt verwacht. GroenLinks is blij met het pleidooi voor
het supernet voor groene stroom.
‘Als we alle vraag- en aanbodlocaties van groene energie in de EU
met elkaar verbinden en we de productie opschroeven, hebben we geen
olie en kolen meer nodig', aldus Europarlementslid Kathalijne
Buitenweg. Ze is wel teleurgesteld dat het parlement ook op
kernenergie wil inzetten.
Bron: Nu.nl/ipp
Kijk op:
http://www.windmolensnoordzee.nl/ |
De elektrische auto komt eraan ! |
Auto's op elektriciteit zullen volgens ingewijden binnen 10 jaar het
straatbeeld bepalen. Alle grote autofabrikanten zijn druk bezig met
de ontwikkeling en ook al de lancering van elektrische auto's.
Rotterdams Klimaat Festival, Wat vraagt ‘groene
ontwikkeling’ van ons
Mijn
daad voor het klimaat is…’ klimaatneutraal .biz
Duurzame brandstoffen
Internationaal
duurzaamheidscentrum in Eindhoven
In april 2009 gaat in Eindhoven het International Centre for
Sustainable Excellence van start. Hierin gaan maximaal 100 bedrijven
en 40 (kennis)instellingen en organisaties samenwerken aan nieuwe
projecten en het verbeteren van eigen producten en (bedrijfs)processen.
In het centrum zullen bedrijven ook hun laatste stand van zaken
tonen op het gebied van duurzaamheid. Het centrum wordt zo een
voorlichtingscentrum voor burgers, een showcase voor andere
bedrijven en een kennisbron voor iedereen die te maken heeft met
duurzaamheid. De initiatiefnemers hebben inmiddels al toezeggingen
van nationale en internationale bedrijven en instellingen.
Het centrum wordt gehuisvest in de Philips Lichttoren, een icoon
voor de industrialisatie van Nederland. Voor deze plek is bewust
gekozen omdat het de nieuwe ‘industrialisatie’ goed verbindt met de
‘oude’.
Bron: Cradletocradle.nl
|
Wassende weg moet
Rotterdam schoner maken
2-02-2010
Gemeentewerken Rotterdam heeft op de Westzeedijk over een lengte van
100 meter een bijzonder stukje weg aangelegd. Het asfalt van deze
"wassende weg" kan schadelijke fijnstofdeeltjes met behulp
van regenwater opvangen en afvoeren. Bovendien gaat het
verkeerslawaai naar verwachting met 3 decibel naar beneden.
Rotterdam is naar eigen zeggen de eerste gemeente met een dergelijke
weg. De proef met het stuk asfalt duurt een jaar. In het najaar van
2009 en in het voorjaar en de zomer van 2010 vinden metingen plaats.
De uitkomsten daarvan moeten in september volgend jaar bekend zijn.
Rotterdam hoopt dat de hoeveelheid fijnstof met 8 procent afneemt. (DWM)
http://www.zita.be/nieuws/bizar/476144_wassende-weg-moet-rotterdam-schoner-maken.html
bron: Belga
Kijk eens op :
www.wassendeweg.nl
Dag van de Duurzaamheid - Urgenda
Woensdag 9 september is de Dag van de Duurzaamheid. Op
9.9.9 bruist het van de grote en kleine duurzame activiteiten door
het hele land, op allerlei locaties.
De actie-organisatie Urgenda wil op deze dag laten zien dat er al
een brede duurzaamheidsbeweging is en nodigt iedereen uit om mee te
doen door een activiteit aan te melden op
www.dagvandeduurzaamheid.nu Je mag zelf bepalen wat voor activiteit
je rondom het thema organiseert.
Van een biologisch diner met vrienden tot een groen evenement, een
duurzame recordpoging, de lanceringen van duurzame producten of
ambities, alles is welkom. Ook een activiteit die nog niet helemaal
rond is verwelkomen wij graag op de site. Je kunt hem namelijk te
allen tijde aanpassen.
Urgenda wil laten zien dat het kan, dat duurzaamheid niet alleen
hard nodig, maar ook leuk en inspirerend is. Doe mee!
Bron: urgenda
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Nederlanders
vinden nieuwe soorten op Borneo |
22-04-2010
Ruim 123 nieuwe plant- en diersoorten zijn de afgelopen drie jaar
ontdekt in de oerwouden van Borneo. Ook Nederlanders deden er enkele
bijzondere ontdekkingen, zo blijkt uit het rapport Borneo's New
World - Newly Discovered Species in the Heart of Borneo dat het
Wereld Natuur Fonds (WNF) vandaag publiceert. Aanleiding is de
viering van een inmiddels drie jaar durende samenwerking tussen
Brunei, Indonesië en Maleisië. In 2007 besloten deze landen de
handen ineen te slaan om het Hart van Borneo, een natuurgebied vijf
keer zo groot als Nederland, extra te beschermen.
Een gigantische wandelende tak, een kikker die 's nachts van kleur
verandert en een kleine zoetwatergarnaal met een bek vol tanden. Het
zijn voorbeelden van de bijzondere soorten die wetenschappers de
afgelopen drie jaar ontdekten in het Hart van Borneo. Met 22 miljoen
hectare is dit een van de grootste aaneengesloten regenwouden ter
wereld. Het WNF zet zich al jaren in voor behoud van dit bijzonder
rijke natuurgebied en bedreigde diersoorten -zoals de orang-oetan,
de neushoorn, de nevelpanter en de Borneose dwergolifant- die er
voorkomen.
Liefdespijl
Ook Nederlandse wetenschappers deden bijzondere vondsten op Borneo.
De Dendrelaphis kopsteini, een veelkleurige slangensoort, werd
ontdekt door het Nederlands/Duits onderzoeksteam Van Rooijen/Vogel*.
De Nederlandse evolutiebioloog Menno Schilthuizen en diens
Maleisische student Liew Thor-Seng** stuitten op een nieuw soort
naaktslak met een staart die drie keer zo lang als zijn kop. De slak
-Ibycus rachelae, vernoemd naar de partner van de Nederlandse
bioloog- creëert in rust een eigen nestje door zijn staart om zich
heen te wikkelen. Als lid van de Ariophantidae-familie beschikt het
dier bovendien over een liefdespijl. De pijl wordt tijdens het paren
in de partner geduwd en draagt hormoon-achtige stoffen over die de
kans op nageslacht vergroten.
WNF-directeur Johan van de Gronden: ,,2010 Is door de Verenigde
Naties uitgeroepen tot het jaar van de biodiversiteit. Dit rapport
toont aan dat hoe belangrijk het behoud van soorten is. De hormoon
in de liefdespijl van Ibycus rachelae is een van de duizenden nog te
ontdekken chemische stoffen die de natuur rijk is. Zo’n stof vormt
wellicht ooit de basis voor een nieuwe medicijn.’’
Hart van Borneo-initiatief
Sinds het voorjaar van 2007 werken de regeringen van Brunei,
Indonesië en Maleisië samen om het gebied voortaan samen te
beschermen tegen illegale houtkap, bosbranden en de aanleg van
palmolieplantages. De overeenkomst heeft zijn vruchten inmiddels
afgeworpen: een Chinees voorstel om de grootste palmolieplantage
ooit aan te leggen– 2 miljoen hectare; half zo groot als Nederland –
haalde het niet. Ook de aanleg van een snelweg dwars door het gebied
ging niet door dankzij dit Hart van Borneo-initiatief. Onderzoek
naar nieuwe plant- en diersoorten wijst nu uit dat dit tropische
regenwoud inderdaad een biologische schatkamer is, die de moeite van
het beschermen meer dan waard is.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Nederlander wil
meer duurzame vis op menukaart |
13-04-2010
Vier op de vijf Nederlanders vinden dat restaurants meer duurzame
vis op de menukaart moeten zetten om zo een bijdrage te leveren aan
de bescherming van de zee. Ook zeggen zeven op de tien Nederlanders
te kiezen voor een gerecht met duurzame vis, als zij de keuze zouden
hebben. Voor bijna de helft van de Nederlanders is het serveren van
verantwoorde vis zelfs een doorslaggevende factor om voor een
bepaald restaurant te kiezen. Dat blijkt uit een representatief
onderzoek onder 1000 Nederlanders, uitgevoerd door onderzoeksbureau
kien in opdracht van het Wereld Natuur Fonds (WNF).
Het WNF liet het onderzoek uitvoeren in het kader van de campagne
'Duurzame Vis op de Kaart', waarin horecagelegenheden worden
gestimuleerd meer duurzame vis op de menukaart te zetten. De
campagne biedt restaurants de kans hun steentje bij te dragen aan de
bescherming van het leven in zee. Bijvoorbeeld door vis met het
keurmerk van de Marine Stewardship Council (MSC) op de kaart te
zetten, een onafhankelijk keurmerk voor duurzaam gevangen vis. Of
door vis uit de groene kolom van de VISwijzer (www.goedevis.nl) te
serveren.
Duurzame vis is afkomstig van een visserij waarbij er niet te veel
wordt gevist, er geen sprake is van schade aan de bodem en er ook
weinig ongewilde bijvangst is. Volgens het onderzoek maakt ruim
zestig procent van de Nederlanders zich zorgen over bedreigingen van
het leven onder water. Bijna vijftig procent noemt overbevissing als
een oorzaak. Op de vraag welke vissoorten worden bedreigd, noemen de
respondenten: tonijn (27,6%), kabeljauw (18,2%) en paling (17,9%).
Bijna veertig procent van de Nederlanders zegt dat het eten van
duurzame vis een oplossing kan zijn voor de problemen in zeeën en
oceanen.
De campagne 'Duurzame Vis op de Kaart' is een initiatief van het WNF
en Koninklijke Horeca Nederland in samenwerking met MSC, Stichting
De Noordzee, de horecasector en visleveranciers. Van restaurants en
hotels die zich aansluiten bij de campagne wordt onder meer verwacht
dat zij zich laten certificeren voor het MSC-keurmerk. Verder moet
het assortiment voor minimaal dertig procent uit MSC-gecertificeerde
vis of vis uit de groene kolom van de VISwijzer bestaan. Ook mogen
er geen ernstig bedreigde soorten, zoals paling en blauwvintonijn,
op het menu staan.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Ministerraad
akkoord met
regels voor ecologisch ontwerpen |
7-02-2010
De ministerraad heeft op voorstel van minister Cramer ingestemd
met regels voor ecologisch ontwerpen van producten. De Europese
regels voor ecodesign worden vertaald naar de Nederlandse wetgeving.
Ecologisch ontwerpen van producten volgens het principe van
ecodesign levert milieuwinst op omdat in het ontwerpstadium van een
product (bijvoorbeeld huishoudelijke apparaten) al rekening wordt
gehouden met de milieueffecten daarvan gedurende de hele levensduur.
In de productiefase moet er op worden gelet of grondstoffen nodig
zijn en of uitstoot van schadelijke stoffen plaatsvindt. In de
gebruiksfase van het product gaat het erom of energie, water of
andere elementen worden verbruikt en of de luchtkwaliteit wordt
beïnvloed. In de afdankingsfase is van belang dat het product zo
goed mogelijk wordt gerecycled.
De Europese regels legden tot nu toe de nadruk op het
energieverbruik van producten waar een stekker aan zit (zoals
televisies, koelkasten). Dat wordt nu verbreed naar producten die
een indirecte invloed hebben op het energieverbruik. Het gaat
hierbij bijvoorbeeld om producten zoals ramen, waarvan de isolerende
eigenschappen van invloed zijn op de benodigde energie voor het
verwarmen en koelen van gebouwen. De Europese Commissie zal de
komende tijd samen met de lidstaten van de Europese Unie een lijst
opstellen met producten die onder de nieuwe regels zullen vallen.
Ecodesign is een krachtig instrument waarbij voor alle lidstaten
dezelfde eisen gelden voor wat betreft de milieuprestatie van
producten. Als een fabrikant niet voldoet aan deze eisen dan mag een
product niet op de Europese markt worden gebracht. Verduurzaming van
de samenleving is het uiteindelijke doel.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor
advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het
wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar
bij indiening bij de Tweede Kamer.
Bron: minvrom.nl
www.ecodesign.nl |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Wetenschappers
Harvard ontwikkelen
bacterie batterijen die op vuil werken |
14-10-2009
De wetenschappers van Harvard geloven letterlijk in de kracht van de
aarde. Een team van wetenschappers hebben microbiële brandstofcel
batterijen ontwikkeld die energie halen uit bacteriën die in de
grond zitten. Als het product succesvol is kunnen de
eco-vriendelijke batterijen een deel van de 500 miljoen mensen in
Afrika die geen stroom hebben voorzien van energie.
De MBC batterijen, die onlangs bekroond zijn als één van de 10 meest
briljante innovaties van 2009, zijn eerst in Tanzania getest. Het
MBC concept had toen de vorm van een 5 kilo zware emmer, gemaakt van
grafiet, een deel van een doek, kippen kathode, modder dat mest
bevat en een laag zand dat functioneert als een ion barrière en zout
water dat werkt als elektroliet. Alle componenten waren verbonden
aan een elektrisch power board. De stroom die vrijkwam was sterk
genoeg om een mobiele telefoon op te laden.
Deze zomer heeft Lebone (het bedrijf gevormd door de Harvard
wetenschappers) een programma opgestart in Namibie. Tot op heden
zijn er 100 MBC’s begraven in de grond en deze kunnen verschillende
families in Namibie enkele maanden van stroom voorzien.
Het systeem is ideaal voor derde wereld landen omdat de MBC’s
goedkoop te produceren en makkelijk te maken zijn, bovendien zijn ze
ook nog eco-vriendelijk. Eigenlijk is het jammer dat deze
technologie alleen nog in Afrika wordt gebruikt. We weten niet hoe
het met jullie zit, maar wij zouden het best leuk vinden om een paar
van deze MBC’s in onze achtertuin te hebben om onze elektrische
apparaten van stroom te voorzien. (Via Inhabitat)
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Biomassa biedt
kansen voor de producerende landen. |
Mits duurzaam geproduceerd, biedt het gebruik van biomassa ook
kansen voor de producerende
landen. Dit betreft onder andere bodemherstel, rurale ontwikkeling
en hogere efficiëntie in de
landbouw. Dat schrijft de projectgroep 'Duurzame productie van
biomassa' in het eindrapport dat
op 27 april is aangeboden aan minister Cramer van VROM en Koenders
van ontwikkelingssamenwerking.
De commissie heeft een toetsingskader geformuleerd voor duurzame
biomassa. Het toetsingskader dat de commissie heeft opgesteld maakt
geen verschil tussen biomassa van Nederlandse, EU of niet-EU
oorsprong. Het toetsingskader geldt voor de productie en bewerking
van biomassa in energie, brandstoffen en chemie. De nadruk ligt op
transportbrandstoffen en elektriciteitsproductie.
Kijk op :
www.autosopbiogas.nl |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Internationaal
initiatief uit Washington DC en Ermelo (NL)
Nieuwe wereldstandaard voor duurzame welvaart én welzijn |
9-09-2009
Het streven naar een betere, duurzame wereld kan worden versneld
door een internationale aanpak. People 4 Earth start daarom op
9-9-2009 één wereldwijd platform waar bedrijfsleven, consumenten,
overheden en instellingen zij aan zij werken aan het samensmelten
van duurzame welvaart en duurzaam welzijn. “Ambitieus? Jazeker, maar
ook haalbaar, ” zeggen de oprichters Nico Broersen en Martine
Bloquiaux uit respectievelijk Nederland en Amerika.
De roep om duurzame producten en diensten wordt steeds luider. Niet
alleen consumenten en overheden, maar ook NGO’s en het bedrijfsleven
maken zich zorgen over de uitputting van de aarde. De consument
verwacht duurzame producten en bedrijven willen graag hun
inspanningen op dit gebied aantonen, maar het ontbreekt aan één
wereldwijde standaard om dit te meten en te waarborgen. People 4
Earth streeft naar één wereldwijde duurzaamheidstandaard. Deze
standaard laat bestaande keurmerken in hun waarde en slaat een brug
tussen bedrijfsleven, consumenten, overheden en instellingen.
“De People 4 Earth standaard maakt gebruik van geavanceerde
technieken die in de gehele productieketen objectief meten hoe een
product of dienst tot stand komt. De standaard omvat alle aspecten
van duurzaamheid op sociaal- en milieugebied. Van gezonde en veilige
producten tot en met de werknemersrechten en bewust gebruik van
hernieuwbare bronnen,” zegt oprichter Nico Broersen.
Hij en mede-oprichtster Martine Bloquiaux zagen onlangs op
werkbezoek in India hoe men daar probeert economische groei
rechtstreeks te koppelen aan een hoger welzijn en een schoner
milieu. Bloquiaux: “Consumenten over de hele wereld willen weten
welke producten en diensten zijn ontwikkeld in een veilige en
duurzame omgeving, zonder schending van bijvoorbeeld mensen- en
dierenrechten. Tweederde van de consumenten weet niet meer welk
keurmerk zij blindelings kunnen vertrouwen. Wij hanteren de
begrippen Pure, Fair, Life en Renew. Pas zó kun je een product of
dienst compleet beoordelen en uiteindelijk certificeren.” Broersen:
“Ook producenten vragen om zo’n wereldwijd objectief meetbaar
instrument. Zij worden geconfronteerd met wensen en eisen van
consumenten en overheden, maar weten soms niet hoe ze daar invulling
aan moeten geven. Onze standaard geeft ook het bedrijfsleven
antwoorden.”
De oprichting van het internationale People 4 Earth-platform is
daarom een belangrijk stap in de goede richting. Hier wordt de
wereldwijde “stem van de consument” verbonden met internationale
product- en marktkennis van het bedrijfsleven. In het platform
brengen ook overheden en instellingen (Universiteiten, NGO’s) hun
kennis en wensen in. Bloquiaux: “Zo werken alle betrokken partijen
aan betere en duurzamere producten en diensten en daar heeft toch
iedereen baat bij?” Het platform zorgt voor een open en eerlijke
communicatie tussen alle partijen, maar dan wel op gelijk niveau en
op een manier die iedereen begrijpt.
“Voor het bedrijfsleven betekent het lidmaatschap van People 4 Earth
twee dingen: ze krijgen eerder inzicht in wat consumenten en
overheden willen én ze kunnen ook intern en extern hun streven naar
duurzaamheid uitdragen. Hun werknemers zijn immers ook bezorgde
wereldburgers,” stelt Broersen. Aangesloten bedrijven krijgen daarom
op www.people4earth.org een eigen pagina waar zij hun huidige
positie, hun streven en de voortgang naar internationale
duurzaamheid kunnen uiten.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Minister Verburg
geeft vernieuwende visserijbedrijven financieel steuntje in de rug |
13-07-2009
Minister Gerda Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
ondersteunt 21 projecten in de visketen die een bijdrage leveren aan
vernieuwing, verduurzaming en samenwerking. De projecten krijgen in
totaal 5 miljoen euro van Verburg.
Tien projecten komen voort uit de subsidieregeling 'Innovatie in de
visketen' die de minister voor de derde keer openstelde. Iedereen
die actief is in de visserij of viskweek kon een subsidieverzoek
voor een innovatieproject indienen. De projecten moeten gericht zijn
op de ontwikkeling of het testen van vernieuwende technieken die de
visserij en aquacultuur duurzamer en economisch rendabeler maken.
Verburg heeft 2,5 miljoen euro voor deze regeling beschikbaar.
Elf projecten zijn het resultaat van de subsidieregeling
'Collectieve acties in de visketen', die de minister voor de tweede
keer openstelde. Deze projecten zijn gericht op het stimuleren van
samenwerkingsvormen in de visketen. Voor deze regeling trekt
minister Verburg ook 2,5 miljoen euro uit. Bij deze projecten werkt
het visserijbedrijfsleven onderling samen of samen met
maatschappelijke organisaties, onderzoekers en locale overheden.
Het door de minister van LNV ingestelde Visserij Innovatie Platform
(VIP) heeft alle voorstellen getoetst en de beste projecten
geselecteerd en aan de minister voorgelegd.
Het bedrag van 5 miljoen euro wordt voor ongeveer de helft mede
gefinancierd door de Europese Unie door middel van het Europees
Visserij Fonds.
Minister Verburg heeft de volgende tien projecten uitgekozen in het
kader van de regeling 'Innovatie in de visketen'.
Lees verder: http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640333&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_news_item_id=24494 |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Duurzame algenkweek
voor aquacultuur |
De initiatiefnemers gaan mogelijkheden onderzoeken voor algenkweek
in de glastuinbouw. Het doel van de algenkweek is om te kijken of
dubbel ruimtegebruik mogelijk is. Behalve trostomaten worden er
algen gekweekt. Hierbij worden energie en ruimte optimaal benut en
dat leidt weer tot een lagere kostprijs. De algen zijn bestemd voor
het kweken van mosselen op het land.
Zeeakkers: gecombineerde kweek en vangst op volle zee
De inzenders van dit project richten zich op duurzame teelt van
mosselen in combinatie met zeewieren. Hierbij is er zo min mogelijk
impact op het mariene ecosysteem en misschien zelfs een positieve
invloed op de kraamkamerfunctie en het herstel van het bodemleven.
Het project moet uiteindelijk leiden tot het ontwerp van een gemengd
bedrijf op open zee.Kijk eens op :
http://www.algenkweek.nl
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Natuur en Milieu blij met
kabinetsplan elektrisch rijden |
3 juli 2009 - Stichting Natuur en Milieu heeft veel waardering voor
het Plan van Aanpak Elektrisch rijden met de oprichting van een
Formule E team, dat 3 juli wordt gepresenteerd door de ministers
Eurlings van Verkeer en Waterstaat en Van der Hoeven van Economische
Zaken. Het Formule E team – een aanjaagteam voor snelle introductie
van elektrisch rijden – is een initiatief van Natuur en Milieu.
Met het Plan van Aanpak wil het kabinet de introductie van
elektrisch rijden in ons land stimuleren en versnellen en Nederland
positioneren als internationale proeftuin van innovatie op dit
gebied. Het kabinet stelt een Formule E team in om initiatieven voor
elektrisch rijden aan te jagen en een goede samenwerking tussen
bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties te stimuleren.
Daarnaast neemt het kabinet tal van maatregelen, waaronder het
opzetten en financieren van een ‘proeftuinenprogramma’ met
grootschalige praktijkproeven.
Natuur en Milieu is blij met dit plan. Het sluit goed aan op het
Actieplan Elektrisch rijden dat zij samen de drie technische
universiteiten van Delft, Eindhoven en Twente, en gesteund door een
brede coalitie van gemeente Amsterdam, ANWB, Athlon Car Lease, Eneco,
Logica, Prorail en Rabobank op 31 maart 2009 heeft aangeboden aan
minister-president Balkenende en minister Eurlings. Een Formule E
team is een belangrijk onderdeel van dit Actieplan.
Elektrisch vervoer kan een belangrijke bijdrage leveren aan het
tegengaan van de opwarming van de aarde, op voorwaarde dat gebruik
wordt gemaakt van duurzaam opgewekte elektriciteit. Daarnaast biedt
het een kans om onafhankelijk te worden van de verder slinkende
olievoorraad. Ook biedt het goede economische kansen. Nederland kan
koploper worden in de ontwikkeling van elektrisch rijden.
Meer over elektrisch rijden vindt u in de Terra van maart 2009 |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Keurmerk voor
kweekvis op komst |
10-07-2009
Binnen twee jaar is in Nederland kweekvis te koop met een
keurmerk dat wordt ondersteund door onder meer het Wereld Natuur
Fonds. Het gaat om het Aquaculture Stewardship Council (ASC), de
evenknie van het MSC-keurmerk voor in het wild gevangen vis. De
afgelopen jaren heeft het WNF samen met ngos, wetenschappers en
bedrijven gewerkt aan de principes en criteria van het ASC. Het
Initiatief Duurzame Handel is in Nederland samen met een aantal
ketenpartijen begin april een internationaal programma voor duurzame
visteelt begonnen.
Margreet van Vilsteren van Stichting De Noordzee vindt het “een heel
goed initiatief”. Van Vlisteren: “Tot nu toe was het lastig om goede
initiatieven in de aquacultuur te belonen, omdat er geen keurmerk
voor bestaat. Met dit label kan dat straks wel en weten bedrijven
waaraan ze zich moeten houden.” De Nederlandse bedrijven die
kweekvis importeren zijn volgens Van Vilsteren “heel netjes” bezig.
“Dus ik verwacht dat het keurmerk snel kan worden ingevoerd.” Een
woordvoerder van het WNF daarentegen vindt de voorspelling van twee
jaar “voorbarig” en “wel wat snel”.
De markt voor kweekvis is groot en dekt nu al 40 procent van de
wereldconsumptie van vis. Aangezien driekwart van de wilde
visbestanden overbevist is, zou dat een oplossing kunnen zijn voor
het leegvissen van de oceanen, ware het niet dat er grote bezwaren
kleven aan de meeste kweekvis. Veel kweekvis wordt gekweekt in open
kooien op zee. Om de vis gezond te houden worden grote hoeveelheden
antibiotica gebruikt. Ontsnapte kweekvis die kruist met in het wild
levende vis, verzwakt de soort, zo stellen tegenstanders. In
gesloten systemen speelt dit niet, maar daar zwemt de vis veel
dichter op elkaar. Een ander probleem is dat het visvoer van
visetende vissen (gedeeltelijk) uit wilde vis bestaat. Zo’n 30
procent van de wilde vis wordt verwerkt tot visvoer. Het kost drie
tot vier kilo wilde vis om één kilo zalm te kweken en ongeveer 800
gram voor een meerval.
Het Wereld Natuur Fonds heeft de laatste jaren acht
rondetafelgesprekken over aquacultuur georganiseerd, waaraan in
totaal tweeduizend mensen deelnamen: boeren, natuurbeschermers,
wetenschappers, overheden en anderen. Samen werken ze aan
standaarden die de negatieve sociale- en milieueffecten van twaalf
soorten kweekvis moeten minimaliseren. Het gaat onder meer om
garnaal, zalm, zeeoor, oester, mossel, Pangasius, tilapia, forel en
Seriola. Zodra de standaard klaar is, wordt een aparte organisatie
verantwoordelijk voor het beheer van het keurmerk. Onderdeel daarvan
is de controle en certificering door een onafhankelijke derde
partij.
Bron; http://www.p-plus.nl/artikel.php?IK=1742
EU wil
investeren in duurzame viskweek: www.duurzamevisteelt.nl |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Duurzaam inkopen
overheid kan nu echt van start |
25 juni 2009
De criteria voor duurzaam inkopen door de overheid zijn bekend
gemaakt. Minister Jacqueline Cramer (Ruimte en Milieu) heeft ze
vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd als onderdeel van de
voortgangsrapportage duurzaam inkopen. Afgelopen vrijdag stemde de
ministerraad al in met de brief, die duidelijk maakt hoe het kabinet
haar doelstelling van 100 procent duurzaam inkopen gaat realiseren.
De focus van duurzaam inkopen ligt op die productgroepen waar op
korte termijn meetbare duurzaamheidswinst kan worden geboekt. Aan de
producten uit deze productgroepen worden minimum-eisen op
milieugebied gesteld waaraan de inkoop van producten en diensten van
de overheid moet voldoen. Daarbij is onder meer - waar mogelijk -
aangesloten bij beschikbare en gangbare keurmerken.
Voorbeelden
Een paar voorbeelden van hoe duurzaam inkopen in de praktijk
gestalte zal krijgen:
• het gebruik van elektriciteit zal voor 100 procent bestaan uit
groene stroom;
• alle aan te schaffen kantoorapparatuur is energiezuinig;
• bij graffitiverwijdering vindt geen milieuverontreiniging plaats;
• buitenlandse dienstreizen van minder dan zes uur (enkele reis)
worden per trein afgelegd;
• alle dienstreizen worden voor 100 procent gecompenseerd voor de
vrijgekomen broeikasgassen.
Het Kabinet wil met deze aanpak van duurzaam inkopen duurzame
innovaties in bedrijven een extra stimulans geven. Daarom kunnen
inkopers - naast toepassing van de minimum-eisen - gebruik maken van
een lijst suggesties voor verdere verduurzaming van de inkoop van
producten en diensten die facultatief kunnen worden toegepast.
Daarnaast zal een beperkt aantal aansprekende productgroepen worden
aangewezen waar ruimte wordt geboden voor het tot stand brengen van
gezamenlijke, grootschaliger innovatieve initiatieven. Je kunt
hierbij denken aan bijvoorbeeld stimulering van de elektrische auto
en andere vergelijkbare initiatieven.
Bij het vaststellen en hanteren van de criteria wil het Kabinet
rekening houden met de gevolgen voor de regeldruk voor bedrijfsleven
en overheden. Daarom zullen bij de uitwerking van het duurzaam
inkopen-beleid de adviezen van Actal om de uitvoeringslasten te
verminderen, ter harte worden genomen. Dit kan onder meer via een
systeem van eigen verklaringen .
Achtergrond
Duurzame ontwikkeling is een van de prioriteiten van dit kabinet.
Duurzaam inkopen is daarvan een belangrijk onderdeel. De overheid
koopt jaarlijks voor zo'n 40 miljard euro in. Door gebruik te maken
van deze inkoopmacht wordt de markt voor duurzame producten
gestimuleerd en wordt een prikkel gegeven aan innovatie en
duurzaamheid in het bedrijfsleven. Duurzaam inkopen kan leiden tot
een aanzienlijke milieuwinst: een CO2-reductie van ruim 3 Mton en
een besparing van 20% op de totale eigen energie-inkoop.
In 2010 gaat de rijksoverheid voor 100 procent duurzaam inkopen,
gemeenten voor 75 procent en de provincies en waterschappen voor 50
procent.
Bron: min VROM
Duurzaam inkopen kan in belangrijke mate bijdragen aan vermindering
uitstoot CO2
17-04-2009
Duurzaam inkopen door de overheid (Rijk, provincies, gemeenten en
waterschappen) kan een CO2-reductie van 3Mton opleveren. Deze
bijdrage kan oplopen tot 15 Mton door het stimuleren van de
verduurzaming van de private inkopen in de sectoren waar de overheid
een belangrijke invloed heeft maar niet de markt domineert.
Dat is een van de bevindingen van onderzoeksbureau DHV, dat in
opdracht van het ministerie van VROM de effecten van duurzaam
inkopen heeft onderzocht. Minister Jacqueline Cramer heeft het
rapport 17 april naar de Tweede Kamer gestuurd.
De grootste bijdrage aan de klimaat-, energie en
luchtkwaliteitsdoelstellingen wordt geleverd door de duurzame inkoop
van elektriciteit en gas, nieuwbouw en renovatie van
kantoorgebouwen, energiebesparing in GWW-installaties en diverse
transport- en vervoerscriteria. Een van de aanbevelingen van de
onderzoekers is dan ook om de ontwikkeling en toepassing van
duurzaamheidscriteria in de grond-, weg- en waterbouw-sector (GWW)
en voor mobiele werktuigen ruime aandacht te geven.
Drijfveren
Ook bij private partijen groeit de belangstelling voor duurzaam
inkopen. Hun belangrijkste drijfveren zijn de eigen reputatie en
concurrentiepositie, eigen motivatie en het feit dat zij aan de
overheid leveren. Aan de aanbodkant van duurzame producten zijn
voorzichtige verschuivingen waarneembaar. Dat is vooral het geval
bij de productgroepen ICT en gas. In de markten waarin de overheid
de belangrijkste opdrachtgever is, zoals de grond-, weg- en
waterbouw, heeft de overheid de grootste mogelijkheden om de markt
te beïnvloeden. De onderzoekers verwachten dat in deze sectoren een
snelle verduurzaming mogelijk is.
Bron: http://www.vrom |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Dag van de bouw in teken van
duurzaamheid |
5-06-2009
Op zaterdag 6 juni 2009, de vierde Dag van de Bouw. Tijdens de
Dag van de Bouw stellen bouwbedrijven hun mooiste, grootste of meest
ingewikkelde projecten open voor het publiek. Een bijzondere
gelegenheid om kennis te maken met de positieve aspecten en de
maatschappelijke betekenis van de bouwsector.
Duurzaamheid
Dit jaar staat de Dag van de Bouw in het teken van duurzaamheid.
Uiteraard geen toeval, want juist nu is het goed om te laten zien
dat de bouwsector hard werkt aan een duurzame ontwikkeling van
Nederland. De bouw neemt energiebesparing, luchtkwaliteit,
hergebruik van materialen en geluidsisolatie bijzonder serieus, of
het nu gaat om nieuwbouw, renovatie of infrastructuur. Minister
Cramer opent de Dag van de Bouw op 6 juni dan ook bij de nieuwbouw
van het meest energiezuinige en duurzame gemeentehuis van Nederland,
in Bronckhorst (Gelderland). Hierbij zal ookBouwend
Nederland-voorzitter Elco Brinkman aanwezig zijn en zijn visie geven
op duurzaam bouwen in Nederland. Ook zullen de burgemeester van
Bronckhorst Henk Aalderink en Bouwbedrijf BAM de bouw van het
gemeentehuis toelichten.
Bron:
http://www.bouwtrefpunt.nl/weblog/wordpress/dag-van-de-bouw-in-teken-van-duurzaamheid/ |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Eerlijke
Bankwijzer succesvol:
Banken nemen duurzaamheid steeds serieuzer |
16-04-2009
De Eerlijke Bankwijzer, de website die banken beoordeelt op hun
maatschappelijk verantwoord beleid, blijkt drie maanden na de
lancering in januari, zeer succesvol. Dat blijkt bij de eerste
kwartaalupdate van de Eerlijke Bankwijzer, die vandaag wordt
gepubliceerd.
De meeste banken hebben zich de slechte scores bij de eerste
beoordeling aangetrokken en hebben hun beleid op een aantal punten
verbeterd. De media en het publiek toonden grote belangstelling voor
de Eerlijke Bankwijzer. De website werd door 50.000 mensen bezocht
en bijna vierduizend mensen schreven hun bank aan om uitleg te
vragen over hun slechte scores.
“We zien dat maatschappelijk verantwoord ondernemen steeds meer
onderdeel wordt van het concurrentiebeleid van banken,” zegt Peter
Ras, projectleider van de Eerlijke Bankwijzer. “Banken hebben ons
zelfs tot directieniveau benaderd om ons duidelijk te maken dat men
hard werkt om het beleid te verbeteren. Het is duidelijk dat banken
steeds gevoeliger zijn voor het oordeel van de consument. Zo blijkt
dat de klant veel meer invloed heeft dan men zich vaak realiseert ”
De Eerlijke Bankwijzer maakt geen rangorde van ‘eerlijke’ banken,
maar geeft per onderdeel van duurzaamheidbeleid een score. De scores
zijn gebaseerd op onderzoek door bureau Profundo naar het beleid dat
banken op papier hebben gezet. De consument kan in de Bankwijzer
zien hoe elke bank scoort op de onderwerpen die hij of zij het meest
van belang vindt.
Het doel van de initiatiefnemers van de Bankwijzer, Amnesty
International, FNV, Milieudefensie en Oxfam Novib, is dat alle
banken uiteindelijk op alle onderwerpen van maatschappelijk
verantwoord beleid minstens voldoende halen. Bij de lancering in
januari bleek dat alle grote banken op diverse onderwerpen nog
onvoldoende scoorden.
Uit de eerste kwartaalupdate blijkt dat 9 van de 12 banken op éen of
meer onderwerpen vooruit zijn gegaan. De meeste vooruitgang lieten
zien: SNS (betere score op 10 onderwerpen) en Aegon (7). Ook ING,
Friesland Bank, Fortis, en DSB gingen op enkele punten vooruit. ASN
en Triodos vormen nog altijd duidelijk de kopgroep en haalden beide
nog een extra ‘beste score’ binnen.
Peter Ras: “Het is duidelijk dat de meeste grote banken nog veel
moeten doen om tenminste op alle maatschappelijke thema’s een
voldoende te halen. Maar het begin is er! Een maatschappelijk
verantwoord beleid van de banken zal een enorme impuls geven aan het
naleven van mensenrechten in de wereld en aan de bescherming van
natuur en milieu. Bedrijven die bij banken aankloppen voor geld,
zullen dan niet alleen economisch gezond moeten zijn, maar ook langs
een ethische maatlat worden gelegd.”
Elk kwartaal worden de banken opnieuw beoordeeld op hun beleid en
wordt de Eerlijke Bankwijzer bijgewerkt. Daarnaast zal elke 3
maanden een praktijkonderzoek worden gedaan om het beleid van de
banken te toetsen in de praktijk. Op 13 mei wordt het eerste
praktijkonderzoek gepresenteerd, dat zich zal richten op het
klimaatbeleid van de banken en hun investeringen in duurzame
energie.
De Eerlijke Bankwijzer is een initiatief van Amnesty International,
FNV, Milieudefensie en Oxfam Novib.
Bron: Oxfam Novib, 16 april 2009
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
De Kleine Aarde
heeft grootste plannen
door Domien van der Meijden. |
11-02-2009
Praat eens een uurtje met Martijn Messing (43) uit Dongen. Dan
snap je waarom ze bij de Kleine Aarde in Boxtel om gingen juist hem
als directeur aan te stellen van dit centrum.
Aanvankelijk komt hij wat filosofisch over. Maar dan neemt zijn
realisme de overhand en geeft hij plots innovatie en duurzaamheid,
met een grote rol voor de Kleine Aarde, de inhoud die het in 2009 en
daarna zou moeten verdienen.
Na 38 jaar mag De Kleine Aarde wat hem betreft een nieuwe weg in
slaan. Zou er op de paar hectare grond, waar het allemaal begon met
de Van Coothhoeve, straks best een voorbeeldwoning kunnen staan waar
alle nieuwste snufjes in zitten op het gebied van duurzaamheid. Een
energie-nulwoning heet dat in vaktermen. Maar dan ook met duurzaam
materiaal gebouwd. ,,Halen we er mensen uit de bouwwereld bij. Geef
cursussen. Laat leerlingen van het VMBO Boxtel er zonnecellen op het
dak bouwen. Een woning met leerdoelen voor het bouwonderwijs."
Messing ziet ook een rol weggelegd in het hoveniersvak. ,,Samen met
Helicon mensen opleiden die duurzaam met groen omgaan. Een
ecologische hoveniersopleiding vol elementen van biodiversiteit. Dat
is mogelijk en kan een idee zijn dat makkelijk uit te werken is."
Lees het hele artikel: http://www.brabantsdagblad.nl/regios/meierij/4491833/De-Kleine-Aarde-heeft-grootste-plannen.ece
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Meer dan 2000
megawatt windenergie op land |
4-02-2009
Met de oplevering van windmolens in gemeenten Witmarsum en
Tjekwerd in Friesland en Oosterhout in Brabant levert windenergie nu
meer dan 2000 megawatt aan stroom in Nederland. Minister Cramer
noemt het bereiken van de grens van 2000 megawatt "een belangrijke
mijlpaal op weg naar een meer duurzame energievoorziening".
Nederland staat volgens minister Cramer de komende tijd voor de
uitdaging om duurzame energie en dan met name windenergie een eigen
plaats in onze dagelijkse omgeving te geven als onderdeel van ons
landschap.
"Het is daarom belangrijk het draagvlak en de betrokkenheid voor
windenergie te vergroten. Bijvoorbeeld door omwonenden te betrekken
en door betrouwbare en duidelijke informatievoorziening. Het blijft
altijd een afweging tussen verschillende belangen, maar we moeten
wel, in dialoog met de bewoners, flink investeren in duurzame
energie. Alleen op die manier garanderen we een duurzame en schone
energievoorziening voor de toekomst".
Momenteel produceren de 1.955 windturbines op land met een totaal
opgesteld vermogen van 1997 megawatt; ruim 4,5 miljard kilowattuur
per jaar. Dat is goed voor 3,9 procent van de totale Nederlandse
stroombehoefte. Met de ingebruikname van de nieuwe windmolens komt
het totaal uit op 2013 megawatt.
Het kabinet heeft als doelstelling te komen tot een verdubbeling van
windenergie op land tot 4000 megawatt in deze kabinetsperiode.
Daarnaast wordt er samen met mede-overheden en betrokken partijen
voor de lange termijn een visie gemaakt waarin de mogelijkheid wordt
gezocht voor een aantal concentratiegebieden. Met de
koepelorganisaties van gemeenten (VNG) en Provincies (IPO) zijn
afspraken gemaakt over de versnelling van windenergieprojecten. Dat
gebeurt onder meer door het inzetten van windteams, een helpdesk,
online informatievoorziening en aanpak van knelpunten.
bron: http://www.vrom.nl//pagina.html?id=38585 |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Energie besparen
mag geen moeite kosten |
29-01-2009
Huiseigenaren steken pas geld in maatregelen om energie te
besparen als die niet teveel moeite kosten, voldoende comfort
opleveren en als bovendien het financiële plaatje helemaal klopt. De
combinatie van deze drie factoren geeft de doorslag. Dit blijkt uit
onderzoek van Milieu Centraal, uitgevoerd door Intomart GFK onder
ruim 800 consumenten.
Het belang van energie besparen staat voor de ondervraagden buiten
kijf. Een overgrote meerderheid vindt het (zeer) belangrijk, vooral
omdat ze er geld mee kunnen besparen. Als tweede reden noemen
huiseigenaren het sparen van het milieu. Huurders noemen als tweede
reden vaak het verhogen van het comfort van hun woning.
Vier op de tien ondervraagden denkt regelmatig na over energie
besparen. Een even groot aantal schat de eigen kennis over
energiebesparing op veel tot zeer veel. Toch blijkt uit
vervolgantwoorden in het onderzoek, dat een aanzienlijk deel van
zowel de huiseigenaren als de huurders maatregelen met een (kleine)
investering niet toepast. Ze hebben er nooit over nagedacht, of
kennen de mogelijkheden niet.
Huiseigenaren die nog geen dakisolatie en geïsoleerde
verwarmingsleidingen in hun woning hebben schrikken terug voor hoge
investeringskosten. De opbrengst van de maatregelen en de
terugverdientijd schatten ze te laag in. Het aanbrengen van dubbel
glas is een opvallend populaire maatregel, ondanks de lange
terugverdientijd. Dubbel glas verhoogt het comfort van een woning
enorm en dat speelt mee.
Huurders kregen tijdens het onderzoek een aantal maatregelen
voorgelegd die zij zelf kunnen nemen om gas te besparen. Evenals
huiseigenaren voelen ze zich niet geroepen om verwarmingsleidingen
te isoleren. Ook zijn ze vaak niet bereid om zelf thermostaatkranen
aan te brengen. Ze vinden deze maatregelen de verantwoordelijkheid
van de verhuurder. Huurders zien vaak niet in, dat maatregelen
henzelf voordeel opleveren en dat ze deze in overleg met de
verhuurder meestal gemakkelijk zelf kunnen treffen.
Bron: www.milieucentraal.nl |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Klimaattop
Poznan afgesloten zonder goede resultaten |
15-12-2008
Het verloop van de klimaattop in Poznan maakt duidelijk dat het
met de huidige samenstelling van politieke delegaties niet lukt om
de urgentie van klimaatverandering om te zetten in concreet beleid.
Nooit eerder waren er door zoveel wetenschappers gedeelde argumenten
om stappen te zetten, maar dat mocht niet baten. “Laat de ministers
van financiën in Kopenhagen nadrukkelijk mee-onderhandelen; dan is
er in ieder geval een kans dat we komen tot beschermende maatregelen
voor natuur en mensen, èn tot het werkelijk implementeren van schone
technologie,” aldus Donald Pols, hoofd klimaatprogramma van het WNF.
Poznan was zijn zesde klimaattop.
Aanpassing aan klimaatverandering
De klimaattop in Poznan is zonder concreet akkoord afgesloten. Wel
zijn er afspraken gemaakt over een adpatatiefonds, waaruit
aanpassing aan klimaatverandering moet worden betaald. Maar daarvoor
is slechts 45 miljoen euro beschikbaar, terwijl er miljarden nodig
zijn voor de aanpassing aan o.a. extreme weersomstandigheden,
voedseltekorten en infectieziekten. Het einde van de
klimaatconferentie verliep daardoor ongewoon stroef. Donald Pols:
“Waar mensen elkaar bij eerdere conferenties toch nog op de
schouders sloegen bij het afscheid, was de sfeer nu wel heel kil. Er
werden vooral cynische opmerkingen gemaakt.”
De top in Poznan had naast het operationeel maken van het
adaptatiefonds (waarover vier jaar is onderhandeld!) nog twee
doelen, die beide niet zijn gehaald: het vaststellen van een marge
(tussen 25 – 40%) voor CO2-reductie door de rijke landen, en een
financiële structuur om schone technologie in ontwikkelingslanden te
stimuleren.
Financieel partnerschap nodig met ' vervuilende' landen
Volgens het WNF kunnen klimaatproblemen alleen daadwerkelijk worden
aangepakt wanneer er een gedegen financieel en technologisch
partnerschap komt tussen de westerse landen en de landen met een
snel groeiende economie, zoals China en India. Doel daarvan: het
implementeren van schone technologie om de energievoorziening, het
transport en de bouw in dergelijke landen te verduurzamen.
Donald Pols: “ De (toekomstige) impact van deze landen op ons
klimaat is zo groot, dat zo’n partnerschap noodzakelijk is. Maar zo
lang er geen financieel mechanisme wordt ontwikkeld om schone
technologie te delen met niet-westerse economiën, blijven de
problemen onoplosbaar.”
Bron: wnf.nl |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Eerste duurzame
palmolie op weg naar Rotterdam |
10-11-2008
Banken, handelaren, kwekers en hulporganisaties die de handen
ineen hebben geslagen in de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie
hebben er vijf jaar op moeten wachten, maar de eerste lading
duurzame palmolie is uit Maleisië onderweg naar Nederland.
De zending van 500 ton arriveert medio november per schip in
Rotterdam. "De eerste lading is slechts een druppel in de oceaan van
de internationale palmoliehandel, maar het is een eerste stap om
miljoenen arme en kwetsbare mannen en vrouwen te helpen", vindt
Oxfam Novib, een van de organisaties in de Ronde Tafel die hoopt dat
in 2013 de helft van de handel duurzaam is. Palmolie zit als
plantaardige olie in tal van producten als shampoo, zeep, margarine,
koekjes en diepvriesproducten die later worden gebakken. Jaarlijks
wordt bijna 40 miljoen ton palmolie geproduceerd waarvan 85 procent
afkomstig is uit Indonesië en Maleisië, becijfert Oxfam Novib.
Winstgevend Omdat de productie van palmolie winstgevend is, maken
grote stukken oerbos en akkers in hoog tempo plaats voor plantages.
Dat moet veranderen, anders verdwijnt de natuur en komt ook de
voedselproductie in de knel, stelt de hulporganisatie. "We
realiseren ons dat de eerste lading duurzame palmolie echt het begin
is en dat onverantwoordelijke producenten en handelaren doorgaan met
hun praktijken. Regeringen moeten streng controleren en het
bedrijfsleven moet gezamelijk actie ondernemen. Stap voor stap hopen
we dan het verschil te kunnen maken", aldus de Oxfam-zegsman.
Ontbossing Ook Greenpeace zet zich in tegen de ontbossing door de
productie van palmolie. Maandag hield de
natuurbeschermingsorganisatie een aantal schepen tegen in Indonesië.
Eén activist ketende zich vast aan het anker van een boot met
bestemming Nederland. Andere activisten schilderden de teksten 'Bos
Misdaad' en 'Klimaat Misdaad' op de boten, die allen op weg waren
naar Europa.
(c) ANP
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Hans Alders
voorzitter taskforce biodiversiteit |
15-10-2008
Hans Alders wordt voorzitter van de taskforce biodiversiteit en
natuurlijke hulpbronnen. De taskforce moet het kabinet concrete
suggesties aanreiken voor het behoud en duurzaam gebruik van
biodiversiteit op de langere termijn.
Minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)zal
de voormalig VROM-minister mede namens de ministers Cramer (VROM) en
Koenders (Ontwikkelingssamenwerking) benoemen tot voorzitter.
Ondanks alle inspanningen van overheden en maatschappelijke
organisaties wordt de verscheidenheid aan levensvormen op aarde nog
steeds ernstig bedreigd. De taskforce, die mede op initiatief van
het Nederlandse bedrijfsleven in het leven is geroepen, zal een
visie ontwikkelen op de manier waarop Nederland zijn beslag op
natuurlijke hulpbronnen kan verminderen. Ook zal de taskforce
aangeven welke extra inspanning Nederland kan leveren aan het behoud
van waardevolle ecosystemen in binnen- en buitenland. Alders gaat
daarnaast platforms instellen waarin betrokken maatschappelijke
partijen en het bedrijfsleven verschillende relevante thema's
uitdiepen en op zoek gaan naar innovatieve wegen om het verlies van
dieren, planten en micro-organismen tegen te gaan.
De taskforce wordt eind dit jaar officieel geïnstalleerd. Alders is
echter nu al actief om belangrijke onderwerpen onder de aandacht te
brengen. Zo zal hij vandaag, tijdens het bezoek van Al Gore aan
Nederland, aandacht vragen voor de ontbossing in de tropen, waarbij
het belang van mensen die afhankelijk zijn van het bos voor hun
levensonderhoud niet uit het oog moet worden verloren. Alders: "Het
stoppen van ontbossing in de tropen is een van de meest effectieve
maatregelen tegen opwarming van de aarde. Een belangrijk neveneffect
van bosbehoud is het behoud van de verscheidenheid aan levensvormen;
meer dan vijftig procent van de soorten op aarde leeft in tropische
bossen."
Volgens de voorzitter van de taskforce is het een goede zaak als
Nederland samen met andere industrielanden en het bedrijfsleven
landen met tropische bossen ondersteunt bij het behoud en duurzaam
beheer van de bossen. Alders: "Vooral de huidige onderhandelingen
over nieuwe afspraken in het kader van het VN-klimaatverdrag bieden
aangrijpingspunten."
Bron: min LNV |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Rotterdam krijgt
instituut voor duurzaamheid |
13-10-2008
De Amerikaanse politicus Al Gore geeft morgen het startsein voor
de komst van een kennisinstituut voor duurzaamheid in Rotterdam.
Deze zogenoemde ‘Rotterdam Climate Campus’ richt zich vanaf komend
voorjaar op onderzoek en innovatie op het gebied van watermanagement
en schone energie.
Daartoe moet later ook een drijvend instituut worden gebouwd in een
deel van het Stadshavensgebied, de Merwehavens/Vierhavens bij het
Marconiplein. Het omringende gebied moet als „proeftuin” fungeren
van wat in het instituut wordt ontwikkeld. De gemeente denkt daarbij
aan de winning van energie uit algen, industriële restwarmte om
huizen mee te verwarmen, groene daken en energie uit getijdewerking.
Wethouder Mark Harbers (milieu, VVD) is enthousiast: „We staan op de
grens van de overgang naar een nieuw tijdperk waarin het klimaat
centraal staat. De ontwikkeling van klimaatinitiatieven gaat de
laatste jaren in een adembenemend tempo. Dit is het begin van een
revolutie vergelijkbaar met die van de IT-revolutie in de jaren ’90,
en misschien zelfs wel met de Industriële Revolutie.”
Lees het hele artikel: http://www.nrc.nl/binnenland/article2020977.ece/Rotterdam_krijgt_instituut_voor_duurzaamheid
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Duitsland
bewijst: subsidie duurzame energie verdient zichzelf terug
|
6-09-2008
Het Duitse ministerie voor Milieu (BMU) heeft actuele cijfers over
duurzame energie in Duitsland gepubliceerd. In de afgelopen vijf
jaar is het aandeel van duurzame energie in het totale
energieverbruik verdubbeld. Het aandeel hiervan in 2008 ligt op 8,6
procent. Daarmee is het aandeel duurzaam in Duitsland drie maal
groter dan in Nederland.
Momenteel werken 250.000 mensen in deze sector. Door de sterke groei
van het aandeel duurzame energie hoeft Duitsland minder fossiele
energie te importeren en worden nadelige gevolgen voor het milieu
vermeden. Volgens het ministerie verdienen de subsidies voor
duurzame energie zich hierdoor vanzelf terug. Tegenover iedere euro
subsidie staat een kostenvermindering van 1,60 euro voor
energie-importen en vermeden milieukosten.
Uit een rapport van het Zentrum für Sonnenenergie- und
Wasserstoff-Forschung uit Baden-Württemberg blijkt dat het aandeel
van hernieuwbare energie en stroomvoorziening in die deelstaat
steeds groter wordt. Veel groei zat in Baden-Württemberg vooral in
de subsectoren biogas en zonne-energie. Op lange termijn wil de
deelstaat ook inzetten op diepe geothermie. Volgens planning zal de
eerste geothermische centrale in het plaatsje Bruchsal in 2009
worden geopend.
Bron: iNSnet
|
|
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
DuurzaamheidMonitor 2008:
Milieuminister Cramer heeft minst duurzame imago |
1-09-2008
Milieuminister Jacqueline Cramer wordt door maar 2% van de
Nederlanders als duurzaam beschouwd en minder dan 1 procent vindt
zichzelf een voorloper op gebied van duurzaamheid. Nederlanders
maken zich minder zorgen over klimaat en milieu en vinden duurzame
thema’s minder belangrijk dan een jaar geleden.
Dat zijn de belangrijkste uitkomsten van de Duurzaamheid Monitor
2008 van stichting iNSnet, die op 1 september werd gepresenteerd. De
Duurzaamheid Monitor onderzoekt jaarlijks de drijfveren en
belemmeringen voor duurzaam gedrag onder Nederlanders. In het
internet panelonderzoek beantwoordden 1125 Nederlanders tussen 18 en
64 jaar vragen over hun duurzame gedrag in het algemeen en met
betrekking tot onder andere koopbereidheid en –drempels bij de
aanschaf van duurzame producten en diensten.
Uit de resultaten blijkt verder dat er nauwelijks een verband
bestaat tussen duurzaam gedrag en politieke voorkeur en dat
duurzaamheid nauwelijks een rol speelt bij de keuze voor een
politieke partij op het moment dat verkiezingen worden gehouden voor
de Tweede Kamer. Bij hoger opgeleiden is die rol wat nadrukkelijker
dan bij anderen, maar nooit doorslaggevend. Bij de laagst opgeleiden
is die rol zelfs vrijwel afwezig.
Klimaat, milieu en duurzaamheid zijn voor minder Nederlanders dan
vorig jaar de thema’s waarover men zich de meeste zorgen maakte en
het belang, dat aan uiteenlopende duurzame onderwerpen wordt
gehecht, is ten opzichte van 2006 afgenomen. Toch zien bijna vier op
de tien Nederlanders zichzelf als Bewust Duurzame Consument. “Deze
uitkomsten laten zien dat duurzaamheid gemeengoed begint te worden
voor grote groepen in de samenleving.” concludeert Peter van Vliet,
voorzitter van stichting iNSnet en initiatiefnemer van de
Duurzaamheid Monitor.
“Dat maar een heel kleine groep zichzelf ziet als voorloper kan
daarvan een signaal zijn. Duurzaamheid is niet meer iets waarmee je
je als voorloper onderscheidt. Het is eerder een thema geworden
waarmee je verantwoordelijkheid neemt. Het afnemende belang dat
mensen aan duurzame thema’s toekennen kan een gevolg zijn van het
minder nadrukkelijk beleven van het onderwerp, maar tegelijk toch
ook van media-aandacht die zich na de Al Gore storm weer meer op
andere thema’s richt, zoals de economische crisis, die als meer
bedreigend wordt ervaren. Die reactie zie je ook terug in de
cijfers.”
Het aantal mensen dat aangeeft altijd of vaak duurzame producten te
kopen is met een derde gedaald ten opzichte van 2007. Ouderen kopen
vaker duurzaam, jongeren juist minder vaak. Reden om geen duurzame
producten te kopen is nog meer dan twee jaar geleden de prijs: ze
worden te duur gevonden.
De overheid blijft volgens het onderzoek aan kop als de meest
aangewezen partij om duurzaamheid te stimuleren. Dit staat volgens
Van Vliet nog altijd haaks op het beleid waarbij duurzaamheid vooral
aan de markt zelf wordt overgelaten. Maatregelen die de overheid
volgens de ondervraagden moet nemen om klimaatverandering tegen te
gaan zijn vooral subsidiëren van duurzame producten en duurzaam
gedrag maatschappelijk belonen (bijvoorbeeld door
belastingverlaging). Nederlanders willen ook geen kernenergie: een
grote meerderheid vindt dat de overheid vooral moet inzetten op zon
en wind.
Van bekende Nederlanders worden Prins Willem Alexander en Femke
Halsema het meest met duurzaamheid geassocieerd, milieuminister
Jacqueline Cramer het minst. Onze troonopvolger staat vooral als
duurzaam te boek bij ouderen en hoger opgeleiden. Jan Marijnissen en
Marianne Thieme doen het goed bij lager opgeleiden.
Aan het onderzoek, dat werd uitgevoerd door Flycatcher Internet
Research uit Maastricht, namen deel ASN Bank, Greenchoice, Dutch en
het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling van Senter Novem. Het
onderzoek bestond uit een algemene vragenlijst en uit vragen met
betrekking tot de participanten, die werden beantwoord door een
representatief panel van ca 1125 Nederlanders van 18 jaar en ouder.
Het veldwerk werd verricht in de periode 29-5 tot 16-6 2008.
De uitkomsten van de Duurzaamheid Monitor leveren concrete en
interessante uitgangspunten voor effectiever (duurzaamheids- en mvo)
beleid en strategie, voor zowel overheid, bedrijfsleven als voor
organisaties in de duurzame sector.
Een samenvatting van de resultaten is beschikbaar via de website:
www.duurzaamheidmonitor.nl Een uitgebreide samenvatting en het
algemene rapport zijn verkrijgbaar bij stichting iNSnet ( info@insnet.org
) en kunnen worden besteld via de website.
Bron: iNSnet
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Agrosector
gaat energie besparen en energie leveren |
11-06-2008
Vandaag hebben de ministers Verburg van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit (LNV) en Cramer van Ruimte en Milieu het convenant
'Schone en Zuinige Agrosectoren' met vele partijen in de agrosector
ondertekend. In dit convenant maken de verschillende partijen
afspraken over energiebesparing, gebruik en productie van duurzame
energie en broeikasgasreductie. Het gaat om één van de
sectorakkoorden die in de nota "Nieuwe energie voor het klimaat" -
het uitgangspunt voor het klimaatbeleid in deze kabinetsperiode -
was aangekondigd.
Op basis van het kabinetsprogramma Schoon en Zuinig moeten de
agrosectoren meedoen aan de 2 procent energiebesparing per jaar, 30
procent broeikasgasreductie en 20 procent duurzame energie in 2020.
In het convenant is uitgewerkt hoe men dat wil bereiken. De
agrosectoren zien in het bijzonder kansen als het gaat om de
productie van duurzame energie. Van de kabinetsdoelstelling van 20
procent duurzame energie in 2020 gaan de agrosectoren circa 40
procent leveren (ruim 200 PetaJoule). Die duurzame energie komt
onder andere uit de co-vergisting van mest, vergisting van
reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie, verbranding
van snoeihout en restproducten uit de houtindustrie en uit
windenergie. Daarmee komt groene stroom beschikbaar maar ook
duurzame warmte en groengas. De agrosector is in Nederland goed voor
zo'n 10 procent van het Bruto Nationaal Product en 10 procent van de
werkgelegenheid.
De volgende partijen hebben het akkoord ondertekend: LTO-Nederland,
LTO-glaskracht, Productschap Tuinbouw, Federatie Nederlandse
Levensmiddelenindustrie (FNLI), Platform Agrologistiek, Koninklijke
Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur, de Vereniging
Platform Hout Nederland en het Bosschap. De minister van Economische
Zaken (EZ) en de staatssecretaris van Financiën hebben het convenant
ook ondertekend.
De mogelijkheden zijn groot, evenals de uitdaging om energie en
economie te combineren. Andere energiebronnen en besparingen op CO2
uitstoot worden benut: van de vervanging van fossiele grondstoffen
door groene grondstoffen, maar ook het programma 'Kas als
Energiebron'.
De vervoerders in de agrologistiek gaan tot 2010 het aantal gereden
kilometers met zo'n 14 miljoen beperken. De Federatie Nederlandse
Levensmiddelenindustrie gaat deelnemen aan de nieuwe opzet
MeerjarenAfspraken Energie (MJA-3) en gaat zich inspannen om tot
2020 een energie-efficiency van 2 procent per jaar te bereiken.
Reststromen uit de levensmiddelenindustrie worden beter benut door
bij het splitsen van plantdelen voor de meeste hoogwaardige
toepassingen te kiezen. Hierdoor kan een deel van de biomassa
verwerkt worden tot duurzame energie. Dat kan tussen de 75 en 125 PJ
opleveren.
De glastuinbouw gaat verder met vernieuwende ideeën voor
energiebesparing én energiewinning. In 2020 moet zo'n 25 procent van
de kassen 'semi-gesloten' zijn, dat wil zeggen: weinig gebruikmaken
van aardgas, maar wel gebruikmaken van zonne-energie. In 2020 worden
nieuwe kassen 'klimaatneutraal' gebouwd en is de sector energie- en
warmteleverancier. De glastuinbouw streeft naar een aandeel duurzame
energie van 20 procent in 2020. De glastuinbouwbedrijven, de
Rijksoverheid en het Productschap Tuinbouw dragen bij aan de kosten
van deze ontwikkelingen. In totaal gaat het tot 2012 om zo'n 1,3
miljard euro.
De akkerbouw, tuinbouw open teelt en de veehouderij gaan jaarlijks 2
procent energie besparen door zuinigere apparatuur, zuiniger
machinepark en efficiencyverhoging. Bestaande
energiesubsidieregelingen worden daarvoor ingezet. Deze sector
streeft naar een verdubbeling van het aantal windmolens op land,
rekening houdend met het landschap. In 2020 moet dat (door nieuwbouw
en vervanging van oude windmolens) zo'n 12 PJ opleveren.
De verschillende sectoren in de veehouderij gaan de uitstoot van
broeikasgassen verminderen, ze gaan mest scheiden ter vervanging van
kunstmest en de uitstoot van broeikasgassen verminderen. Ook komen
er onderzoeksprogramma's voor precisie-bemesting.
Ook de bloembollen-, de bolbloemensector en de paddenstoelensector
dragen hun steentje bij. Bij de MeerjarenAfspraken Energie gaan zij
voor energiebesparing en energielevering van enkele procenten.
De bos- en houtsector draagt bij door restproducten van hout en
snoeiafval, bermgras etc. te verwerken tot warmte en elektriciteit.
Dat kan in 2020 zo'n 32 PJ opleveren. De sector draagt in totaal
zo'n 600 miljoen euro bij aan het realiseren van de doelen.
NB. 1 PetaJoule (PJ) komt overeen met ongeveer het energieverbruik
van 12.500 woningen.
Bron: Ministerie van LNV
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
SMK lanceert
Barometer Duurzame Groenten en Fruit |
10-06-2008
Steeds meer supermarkten ondernemen duurzaam. Dit kunnen zij met
name doen door duurzamere producten in te kopen. Omdat duurzaamheid
zo’n heterogeen begrip is, is het voor supermarkten niet mogelijk om
‘duurzaamheid’ in één boodschap naar de consument over te brengen.
Mede hiervoor heeft SMK de Barometer Duurzame Groenten & Fruit
ontwikkeld voor de agf-afdeling (aardappelen, groenten en fruit) van
de supermarkt.
De Barometer is een praktisch instrument om de duurzaamheid van de
agf-afdeling te communiceren. SMK ontwikkelde de Barometer met
inbreng van onder meer Stichting Natuur en Milieu, Max Havelaar, The
Greenery, Milieudefensie en supermarktorganisaties. Zowel
supermarktketens met filialen als zelfstandige vestigingen kunnen
zich ervoor aanmelden.
Duurzaamheid op niveau
Verduurzaming is een proces. Daarom heeft de Barometer Duurzame
Groenten & Fruit drie niveaus: brons, zilver en goud. Diverse
onderzoeken maken duidelijk dat de grootste duurzaamheidswinst voor
supermarkten te halen valt door het inkopen van duurzame producten.
Daarom stelt de Barometer minimumeisen aan de ingekochte hoeveelheid
duurzame groenten en fruit. Duurzame producten voldoen aan de
criteria voor Biologisch, FairTrade of Milieukeur. Naast duurzame
producten inkopen kan een supermarkt zelf ook veel doen. In de
Barometer zijn daarom criteria opgesteld met betrekking tot
milieuzorgmaatregelen, bijvoorbeeld terugdringing van
energiegebruik, verpakking en afval en voedselveiligheid.
Belangrijk pluspunt is dat de Barometer Groenten & Fruit naast de
breedte van het assortiment (“het aantal verschillende producten
tellen”), met name gericht is op de omzet in euro’s van duurzamere
producten. Dit laatste aspect is de beste indicator van de
duurzaamheid van het agf-schap van de supermarkt.
De gehele afdeling
Een supermarkt die is gecertificeerd voor de Barometer Duurzame
Groenten & Fruit is te herkennen aan het speciale Barometer Duurzame
Groenten & Fruit-logo op de groenten- en fruitafdeling. Het logo is
niet op producten te vinden, maar heeft betrekking op de gehele
agf-afdeling. Een supermarkt kan zich hiermee onderscheiden en op
een geborgde manier aantonen dat zij veel doet om de agf-afdeling te
verduurzamen.
Bron: stichting Milieukeur
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Almere wil een
voorbeeldig duurzame stad worden. |
5-04-2008
Dat staat in de Almere Principles - voor een ecologisch, sociaal en
economisch duurzame toekomst van Almere 2030. Het stadsbestuur van
Almere presenteert op 9 april deze beginselverklaring, samen met
minister Jacqueline Cramer van VROM en William McDonough,
internationaal bekend van de
Cradle to
Cradle- filosofie.
De beginselverklaring bestaat uit zeven elementaire uitgangspunten (Principles)
voor duurzame stedelijke ontwikkeling, is specifiek toegesneden op
de situatie in Almere en bouwt voort op de prestaties van Almere in
de afgelopen dertig jaar. De Almere Principles kwamen tot stand in
bijzondere samenwerking tussen de Almeerse wethouder Adri
Duivesteijn en de Amerikaanse architect en duurzaamheidexpert
William McDonough.
De Almere Principles zijn bedoeld als inspirerend richtsnoer voor
iedereen die de komende decennia betrokken is bij de
doorontwikkeling van Almere tot een duurzame stad. Ook voor andere
steden en regios die de ambitie hebben om duurzaam, leefbaar, gezond
en aantrekkelijk te worden, vormen de Almere Principles een
potentieel voorbeeld. Het duurzaamheidstreven dat in de Almere
Principles is verwoord, zal doorwerken in alle plannen die de
komende jaren zullen verschijnen, en in de gemeentelijke werkwijze.
Schaalsprong
Aanleiding voor het opstellen van de Almere Principles is de
zogeheten Schaalsprong, waarover Almere afspraken heeft gemaakt met
minister Jacqueline Cramer en andere overheden in de regio. Volgens
de schaalsprong wordt verkend of en hoe Almere in de komende kwart
eeuw kan doorgroeien van 180.000 inwoners nu tot 350.000 inwoners
omstreeks 2030. Dat betekent dat er in Almere nog 60.000 woningen,
100.000 arbeidsplaatsen en vele voorzieningen zullen bijkomen. Zo
helpt Almere om de woningbehoefte in de Randstad te verlichten,
terwijl zij kan uitgroeien tot een complete stad.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Meer windenergie
helpt Noordpool wit te houden |
19-05-2008
Een groot windenergiepark op de Noordzee. Dat is volgens het Wereld
Natuur Fonds (WNF) de enige manier om te bereiken dat in 2020 20
procent van het Nederlandse energieverbruik duurzaam zal zijn. Die
boodschap staat centraal in de campagne 'Draag bij aan een witte
Noordpool' die woensdag begon. Met deze actie maakt het WNF zich
sterk voor de Noordpool, de grootste aaneengesloten wildernis op het
noordelijk halfrond dat ook het grootste landroofdier huisvest: de
ijsbeer.
Om de Noordpool toekomst te bieden, moet het roer om, aldus het WNF.
,,De aantasting van de Noordpool gaat sneller dan de wetenschap had
voorzien; computermodellen over het smelttempo van zeeijs worden
ingehaald door de praktijk. Als er niets gebeurt, zullen aan einde
van deze eeuw twee van de drie ijsberen verdwenen zijn.''
Uit onderzoek dat PanelWizard verrichtte in opdracht van het WNF
blijkt dat een meerderheid van de Nederlanders bezorgd is over de
situatie op de Noordpool. Nederlanders leggen bovendien verband
tussen het gebruik van fossiele brandstoffen en het smelten van het
ijs op de Noordpool.
,,Opmerkelijk is dat het overgrote deel van de Nederlanders
duidelijk het directe verband ziet tussen de toestand van de
Noordpool en het eigen energieverbruik. Dit leidt tot
energiebesparing: het gemiddelde huishouden neemt vijf
energiebesparende maatregelen”, meldt het WNF dat aanstipt dat
mensen ook ferme stappen verwachten van overheid en bedrijfsleven.
De meeste Nederlanders zien windenergie als de beste vorm van schone
energie. Het Wereld Natuur Fonds haakt daar op in door in de
Noordpoolcampagne te pleiten voor een windmolenpark op de Noordzee
met een capaciteit van 6000 megawatt, ongeveer evenveel als zes
energiecentrales.
Bron: WNF |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Midden-Delfland
gaat voor Cittaslow |
Een oase van rust en ruimte waar mensen de tijd voor je hebben. Waar
je kaas, vlees en fruit kunt kopen bij de boer, overvloedig kunt
genieten van de aanwezige natuur en waar bewust wordt omgegaan met
het milieu. Dat is zo ongeveer het idee achter Cittaslow, het
internationale keurmerk voor steden met minder dan 50.000 inwoners,
die op het gebied van natuur, landschap, bewuste voeding,
streekproducten, cultuurhistorie en gastvrijheid tot de top behoren.
In Nederland is Cittaslow nog een vrij onbekend fenomeen. Maar daar
gaat op korte termijn verandering in komen. 2008 moet voor
Midden-Delfland het jaar worden, waarin het als eerste gemeente in
Nederland het keurmerk Cittaslow mag voeren. In de gebiedsvisie
Midden-Delfland® 2025 is opgenomen dat Midden-Delfland een imago
heeft dat past bij deze internationale standaard. De sfeer van het
open veenweidegebied binnen de sterk verstedelijkte bebouwing van de
omliggende gemeenten wordt door zowel inwoners als stedelingen als
bijzonder rustgevend en aangenaam ervaren; het gebied van hoge
kwaliteit. Midden-Delfland zou de perfecte voortrekker van Cittaslow
zijn in Nederland. De aanvraag voor het keurmerk is inmiddels de
deur uit en in behandeling bij de certificeringorganisatie van
Cittaslow in Italië.
Bron: http://www.midden-delfland.nl/index.asp?nmoduleid=2&wgid=17&sc=0&spagetype=21&nPageID=3135&nCMSPageType=1&bhcp=1
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Minister Verburg ondersteunt
vissers die willen vernieuwen en verduurzamen |
12-02-2008
Minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
ondersteunt vissers die willen investeren in innovatie en
verduurzaming. Daarom lanceert Verburg zogenoemde kenniskringen in
de visserij.
Zij vindt het belangrijk dat er samenwerking tussen vissers
totstandkomt om zo kennis die in de visserij wordt opgedaan
gemakkelijk toegankelijk te maken voor iedereen die werkt in deze
sector.
Er kan per direct gestart worden met de kenniskringen. Verburg heeft
hiervoor tot 2013 zes miljoen euro gereserveerd. Dit geld is
onderdeel van het totaalpakket van 140 miljoen euro aan nationale en
Europese middelen dat voor de periode van 2007 tot 2013 beschikbaar
is voor de Nederlandse visserij.
In de land- en tuinbouw zijn de kenniskringen al jaren een
succesvolle formule om kennis die nodig is voor het realiseren van
meer duurzaamheid en economisch rendement te ontwikkelen, te
verspreiden en te benutten. In de visserij bestaan deze
kenniskringen nog niet terwijl vissers wel de wens hebben om
oplossingen te vinden voor vragen die ze hebben over duurzame
vistechnieken, economisch rendement etc.
Instituten als het LEI en Wageningen IMARES zullen binnen de
kenniskringen op zeer directe, snelle en gerichte wijze
ondersteuning bieden bij het beantwoorden van kennisvragen.
Daarnaast bieden zij hulp bij het organiseren van besprekingen.
Uitgangspunt bij de kenniskringen is vraaggestuurd onderzoek. Dat
betekent dat het initiatief van de ondernemer het vertrekpunt vormt.
Er liggen al enkele concrete aanzetten voor kenniskringen.
Bijvoorbeeld het project '5+5+5 - werkkringen garnalenvisserij',
waarbinnen drie werkgroepen van vijf garnalenvissers op zoek zijn
naar een goed voorbeeld (best practice) op het gebied van duurzame
garnalenvisserij. Er zijn ook al projecten waarin vissers op zoek
zijn naar meer selectieve en kostenbesparende visserijtechnieken,
zoals de 'sumwing', een soort vliegtuigvleugel die vergeleken met de
traditionele boomkor minder weerstand ondervindt in het water. Ook
voor verdere proeven met de pulskor wordt aan een kenniskring
gedacht.
Minister Verburg wil op alle terreinen van de visserij (Noordzeevisserij,
kustvisserij, schaal- en schelpdiervisserij, binnenvisserij) vissers
de mogelijkheid geven een kenniskring te starten. Initiatieven
kunnen in een later stadium verbreed worden door verbindingen te
maken met andere partijen in de visserijketen en andere
groeperingen.
Bron: Ministerie LNV |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Natuurkamperen: dat is 100% duurzaamheid,
toch? |
5-02-2008
Duurzaam kamperen doe je natuurlijk op een natuurkampeerterrein!
Er is toch niets mooier, dan kamperen midden in de natuur. Een bos
met oude beuken. Je tent naast een kabbelende beek. Schaduw van
hoogstamappelbomen in een oude boomgaard.
Omdat de kampeerterreinen vaak in een ecologisch kwetsbare omgeving
staan, moeten zij aan strenge kwaliteitseisen voldoen.
Steeds meer mensen zoeken naar rust en ruimte (bron: ANWB). Zij
willen onthaasten. Wandelen, fietsen. Op vakantie gaan zonder
vakantiestress. Dus: dichtbij huis genieten. Geen lust en geen last
van animatieteams. Natuurkamperen is dan ook ideaal voor kampeerders
die een trektocht maken door Nederland. Of voor mensen die een
natuuurkampeerterrein gebruiken voor wandel- en fietstochten.
Op de vakantiebeurs viel de stand van de Stichting
Natuurkampeerterreinen al op door de onopvallendheid. Tussen de
grote stands met eetgelegenheid, muziekgroepen, kleurig uitgedoste
hostessen en hostesses, stapels folders en brochures, PC-animaties
en andere toeters en bellen oogt de stand van SN prettig rustig.
Na een relaxt gesprek ontvang ik op mijn verzoek een beknopte folder
met to-the-point informatie.
Dat is wel wat anders dan de dikke boekwerken en glossy folders die
door veel mensen al bij de uitgang of in Hoog Catharijne in de
prullenbakken worden gedonderd. Een stand tekenend voor de sfeer van
de natuurkampeerterreinen, midden in het geweld van de “grote
jongens”.
Jammer vind ik, dat de natuurkampeerterreinen nog niet de stap
hebben gezet van natuur naar duurzaam. Er zijn op de terreinen
–meestal eenvoudige- basisvoorzieningen, zoals douche, toilet,
elektriciteit. De terreinen passen zich aan bij de hogere eisen die
toeristen stellen. Zo zijn er vaak – heel goed- huurfietsen.
Duidelijk een duurzaam product. Verder is er ook wasmachine of
complete wasstraat, een vriezer voor koelelementen, een koelkast,
een ruimte voor de opvang bij slecht weer, bijvoorbeeld een kleine
recreatiezaal.
Allemaal mooi, sober opgezet, maar het kost natuurlijk wél energie!
Het is simpel haalbaar om klimaatneutraal te gaan werken.
Een zonnecollector voor het warme water van de douches en een
zonnepaneel voor de elektriciteit doen al veel goeds. Verlichting
door LED’s of in ieder geval spaarlampen.
De weinige energie die je dan nog nodig hebt koop je groen in, zowel
stroom als gas, bij voorbeeld via Greenchoice en het
natuurkampeerterrein kan zich klimaatneutraal gaan noemen.
Kijk dan nog even naar de volgende vragen:
Hoe wordt het afval geregeld? Gescheiden? Glasbakken?
Hoe ga je om met afvalwater? Het riool of zelf filteren?
Welke verf gebruik je bij onderhoud van de gebouwen?
Het is zo simpel en past bij uitstek bij een natuurkampeerterrein.
Natuurlijk, klimaatneutraal en dicht bij huis.
Dat is pas duurzaam vakantie vieren.
http://www.natuurkampeerterreinen.nl
Bron: iNSnet
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Doorgaande groei
voor FSC in 2007 |
Ook NS, FNV Bouw, BAM en Wonen West Brabant kiezen
voor gebruik goed hout en papier.
13-12-2007
Bedrijven en instellingen kunnen én willen niet meer
achterblijven. Steeds meer grote spelers sluiten zich aan bij FSC.
NS, FNV Bouw, Koninklijke BAM Groep en Wonen West Brabant zijn de
nieuwste organisaties die bewust kiezen voor het internationale
houtkeurmerk. BAM ondertekende vorige week het convenant met FSC
Nederland. Vandaag is het, tijdens een feestelijke
eindejaarsbijeenkomst in Kasteel Weijenburg in Echteld, de beurt aan
de andere drie partners.
Het gebruik van FSC-producten wordt steeds meer gezien als een
vanzelfsprekendheid en praktische aanpak van ontbossing en
bosdegradatie. In een FSC-convenant zijn concrete afspraken
vastgelegd over het gebruik van FSC-hout en -papier.
FSC Nederland sluit 2007 af met 32 nieuwe convenanten, dat brengt
het totaal op 80. Sandra Mulder, directeur FSC Nederland: “Goed
nieuws, want juist bij deze grotere partners gaat het vaak om
aanzienlijke volumes hout en papier. Zij zijn dus essentieel voor
het bereiken van onze doelstelling: een marktaandeel van 25% in
2008”. Ook het aantal FSC-gecertificeerde bedrijven in Nederland nam
afgelopen jaar fors toe (met ruim 25%, van 430 naar 540). De
stijgende vraag naar FSC-hout is een middel om boseigenaren over te
halen tot certificering. Het uiteindelijke doel is immers
uitbreiding van het aantal FSC-gecertificeerde hectares bos en
daarmee behoud van de bossen. Het FSC-areaal groeide afgelopen jaar
met 15%. In totaal is nu wereldwijd 94 miljoen hectare bos
FSC-gecertificeerd.
De nieuwe convenanten
BAM
BAM legt zich in deze overeenkomst vast om zich maximaal in te
spannen FSC-hout toe te passen bij alle projecten die de Groep zelf
ontwikkelt. Bovendien zal BAM bij opdrachten voor derden toepassing
van FSC-hout voorstellen. BAM streeft daarnaast naar overschakeling,
binnen enkele jaren, op FSC-papier. Het bouwconcern spant zich in om
het draagvlak voor FSC-gecertificeerde producten in de onderneming
verder te vergroten en met FSC Nederland te werken aan
kennisoverdracht van FSC-producten. Het convenant is opgesteld met
het oog op de activiteiten van BAM in Nederland, maar de Groep wil
de werking van het convenant uitbreiden naar de internationale
activiteiten.
NS
Het doel van de NS is om in 2010 voor 90% te zijn overgeschakeld op
FSC-papier. Daarnaast loopt er een dialoog met betrokkenen over de
mogelijkheid van toepassing van FSC-hout bij renovatie/nieuwbouw in
de vastgoedactiviteiten van NS.
FNV Bouw
FNV Bouw schakelt over op FSC-papier voor vrijwel alle toepassingen.
Verder wordt bij de renovatie van het hoofdkantoor FSC-hout gebruikt
en stimuleert FNV Bouw het gebruik van FSC-gecertificeerd hout en
papier bij pensioenfondsen en bij andere FNV-bonden. Ook zal FNV
Bouw bij de pensioenfondsen beleggingen in FSC-hout en
papierproducenten bevorderen.
Wonen West Brabant
Wonen West Brabant is aangesloten in het kader van de campagne
Bouwen en Borneo, die nu in totaal 45 convenanten heeft opgeleverd.
Overeengekomen is dat Wonen West Brabant in de komende drie jaar
gebruikmaakt van FSC-hout in drie renovatie- en twee
nieuwbouwprojecten. Door een zo breed mogelijke integratie in het
dagelijks beheer streeft de woningcorporatie uit Bergen op Zoom op
termijn naar een totale vervanging van alle houttoepassingen door
het FSC-keurmerk. Doelstelling is om in 2010 volledig te zijn
overgeschakeld op FSC-papier.
Over FSC
FSC staat voor Forest Stewardship Council (Raad voor Goed
Bosbeheer). FSC is een internationaal netwerk ter bevordering van
verantwoord bosbeheer. FSC stelde een wereldwijde standaard op, met
daaraan gekoppeld een keurmerk. Het internationale, onafhankelijke
FSC-keurmerk geeft zekerheid: de grondstoffen voor hout- en
papierproducten met het keurmerk zijn afkomstig uit verantwoord
beheerde bossen, waar aandacht is voor ecologische, sociale en
economische aspecten.
FSC is een onafhankelijke organisatie zonder winstoogmerk, opgericht
in 1993 en actief in 78 landen. FSC staat voor transparantie en een
democratische werkwijze: alle bij het bos betrokken partijen hebben
gelijk stemrecht in de organisatie en bij het formuleren van de
normen. Grote milieu- en ontwikkelingsorganisaties, vakbonden,
boseigenaren en vele grote en kleine bedrijven staan daarom achter
FSC. De stichting FSC Nederland, een bedrijvenplatform, streeft naar
een zo groot mogelijk aandeel van FSC-hout en- papier op de
Nederlandse markt.
Het FSC-keurmerk heeft in Nederland een naamsbekendheid van 67%.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Nederlanders
grootverbruikers van 'onzichtbaar' water |
11-12-2007
Hoeveel water is er nodig om één kop koffie te produceren? Of een
bruine boterham met kaas? Of een reep chocola? Heel veel
levensmiddelen en grondstoffen bevatten zelf nauwelijks water, maar
verbruiken veel water tijdens de groei en het productieproces. Dat
levert onthutsende cijfers op: zo wordt voor de productie van één
katoenen T-shirt 2700 liter water gebruikt. Op verzoek van het
Wereld Natuur Fonds (WNF) onderzocht de Universiteit Twente dit
onzichtbare 'virtuele' waterverbruik van Nederland. De belangrijkste
uitkomst: 80 procent van het Nederlandse waterverbruik vindt plaats
buiten ons land, ook in landen waar (schoon) water een schaars goed
is.
Virtueel water: de top 5
Op basis van het onderzoek 'The Water Footprint of the Netherlands;
analysis of international impacts and options for change' van de
Universiteit Twente, stelde het Wereld Natuur Fonds een top 5 samen
van dagelijkse producten en het water dat nodig is om ze te
produceren. Daarbij is het waterverbruik tijdens het gehele groei-
en productieproces meegerekend.
1. Katoenen T-shirt (korte mouw) - 2.700 liter
2. Reep chocola (puur) - 2400 liter
3. 100 gram rundvlees - 1.550 liter
4. Kop koffie - 140 liter
5. Boterham - 40 liter
'Dorstige gewassen' populair
Nederlanders gebruiken dagelijks zo'n 100 liter zichtbaar water.
Daar hebben ze zelf invloed op: de kraan wordt open of dicht
gedraaid. Ze gebruiken daarnaast per dag 3.300 liter virtueel water.
Dat indirecte waterverbruik, gekoppeld aan geïmporteerde
grondstoffen en levensmiddelen, vindt grotendeels plaats buiten ons
land en buiten onze directe invloed. Dat water zit in de verbouw en
verwerking van bijvoorbeeld katoen, koffie, veevoeders (soja en
cassave) en cacao. Veel van deze producten en grondstoffen zijn
afkomstig uit gebieden waar (schoon) water al een schaars goed is.
De enorme vraag naar dit water via de producten voor de export,
betekent een aanslag op de natuur in deze landen. Voor de bevolking
betekent het nòg minder water voor eigen gebruik en het verbouwen
van voedsel.
Nederland is in absolute, maar ook in relatieve zin grootverbruiker
van virtueel water in het buitenland: ons land staat op de derde
plaats van de wereldranglijst. De belangrijkste verklaring daarvoor
is dat Nederland door het geringe grondoppervlak wel gedwongen is de
meeste grondstoffen en landbouwproducten te importeren. (Om die
reden staat Malta op nummer 1 van de lijst). Maar zelfs als dat
aspect wordt meegewogen, scoort ons land nog erg hoog: we verbruiken
per hoofd van de bevolking relatief veel koffie, katoen, cacao en
andere producten die afkomstig zijn van 'dorstige' gewassen.
Waterverbruik in droge landen moet en kan omlaag Het verbruik van
ons virtuele water in het buitenland kan op een relatief simpele
manier drastisch omlaag worden gebracht. Het Wereld Natuur Fonds
initieert al jaren lang projecten om gewassen (zoals katoen) te
verbouwen met 20 tot 30 procent minder water. Ook herstelt het WNF
op diverse plaatsen de oorspronkelijke watervoorraad in de bodem
door irrigatiemethoden aan te passen.
Nu water steeds hoger op de internationale politieke agenda komt,
ontstaan nieuwe mogelijkheden om het waterverbruik omlaag te
brengen. Grote, internationale bedrijven die veel water gebruiken
bij hun productieproces, staan open voor adviezen om het
waterverbruik terug te dringen. Daarom werkt het WNF samen met
bedrijven en overheden. Het meest recente voorbeeld is de
overeenkomst met aardbeientelers rond de wetlands in de Spaanse Coto
Doñana; de lokale overheid heeft de waterbesparende adviezen van het
WNF nu voor het gehele gebied bindend verklaard.
Op deze manier valt een wereld te winnen: consumenten moeten de
mogelijkheid krijgen om zonder veel extra moeite en uitgaven te
kiezen voor katoenen kleding en levensmiddelen die veel minder water
gebruiken dan nu het geval is.
Samenwerking WNF en Universiteit Twente
Het Wereld Natuur Fonds tekent vandaag een samenwerkingsovereenkomst
met de Universiteit Twente. De universiteit ondersteunt het WNF met
modellen en risicoanalyses die de basis zullen vormen voor projecten
om de Nederlandse water-voetafdruk in het buitenland terug te
dringen. Het WNF krijgt steeds vaker de vraag om bedrijven en
(lokale) overheden te adviseren op het gebied van waterbesparing.
Daarom bestond de behoefte aan een permanente, wetenschappelijke
partner op dit terrein. Binnen de Universiteit Twente en het
internationale instituut ITC, die vandaag officieel starten met het
Twente Water Centre, is veel expertise aanwezig. |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Sterke groei
duurzame energiebronnen |
11-12-2007
Wind, zon en andere duurzame energiebronnen breiden razendsnel
uit in de wereld, blijkt uit een rapport zaterdag van
brancheorganisatie REN21.
Op aarde staat nu 90 Gigawatt aan windmolens, elf keer zoveel als
tien jaar geleden. De capaciteit van 90 GigaWatt groeit jaarlijks
nog 25 à 30 procent. Zonne-energie groeit zelfs 50 à 60 procent per
jaar en is nu goed voor 8 GigaWatt.
Met totaal zo'n 240 Gigawatt aan capaciteit komt inmiddels ruim 5,5
procent van de energie in de wereld van duurzame energiebronnen
zoals wind, biogas of zonne-energie. Dat voorkomt 5 gigaton aan
broeikasgas CO2 per jaar, berekende de organisatie.
ANP |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Europa diep in
de groene schulden |
19/11/07
Europa zit diep in de groene schulden. Om zijn consumptiepatroon
op peil te houden en afval te verwerken, verbruikt een Europeaan 2,6
keer meer natuurlijke hulpbronnen – zoals bos, water, vis en
fossiele brandstof - dan voor hem beschikbaar zijn.
Europa wil naar een duurzame samenleving. Momenteel geldt het Bruto
Binnenlands Product (BBP) als graadmeter voor de economische
prestaties en vooruitgang van een land. De bouw van een huis, een
trouwfeest, oorlog en het kappen van bos; het draagt allemaal bij
aan het BBP.
Het getal zegt echter niets over de kwaliteit van leven of de
ecologische uitputting van deze wereld. Sterker; het geld dat wordt
verdiend met het aantasten en uitputten van natuurlijke hulpbronnen
draagt positief bij het BBP van een land. De opruimwerkzaamheden van
een olieramp leiden immers ook tot extra inkomsten voor de
bijvoorbeeld de schoonmaakindustrie van een land.
,,Economische indicatoren zijn van groot belang. Maar als geen
rekenschap wordt afgelegd voor het gebruik van natuurlijke
hulpbronnen, wordt niet opgemerkt dat we de natuur overvragen. We
blijven onbeperkt lenen, terwijl we al lang door het onderpand van
onze aarde heen zijn,’’ zegt Johan van de Gronden, Algemeen
Directeur van het Wereld Natuur Fonds.
Het Wereld Natuur Fonds wil daarom dat Europa haar huishoudboekje op
een andere manier bijhoudt. Op de conferentie “Beyond GDP” –die
vandaag en morgen in Brussel wordt gehouden- pleit de organisatie
voor het gebruik van andere indicatoren om groei te meten: de
Ecologische Voetafdruk en de Living Planet Index. Deze getallen
geven inzicht hoe het is gesteld met de gezondheid van onze planeet.
Daarnaast kijkt de Index van de menselijke ontwikkeling van de
Verenigde Naties (Human Development Index) naar de levenstandaard
van wereldburgers.
In het nieuwe rapport “Europe 2007 – Gross Domestic Product and
Ecological Footprint” vergelijkt het Wereld Natuur Fonds de
ontwikkeling van de EU-landen sinds 1971 op deze drie punten.
Uit het rapport blijkt dat onze hoge levenstandaard gepaard gaat met
een te grote voetafdruk. De gemiddelde Europeaan leeft alsof hij
meer dan twee wereldbollen tot zijn beschikking heeft.
Binnen Europa hebben Finland (7,6 hectare) en Estland (6,5 hectare)
de grootste ecologische voetafdrukken. Roemenië heeft met 2,4
hectare de kleinste ecologische voetafdruk van Europa. Nederland
leeft weliswaar net onder het Europees gemiddelde, maar met een
afdruk van 4,4 hectare nog altijd op te grote voet. Europa staat
voor de taak om haar hoge levenstandaard te behouden en gelijktijdig
haar voetafdruk aanzienlijk te verkleinen.
Het rapport is samengesteld als bijdrage aan de conferentie “Beyond
GDP” die van 19 tot 20 november in Brussel wordt gehouden.
Medeorganisator het Wereld Natuur verwacht dat de conferentie een
actieplan oplevert voor aanpassing van het Europese huishoudboekje:
Natuurlijke hulpbronnen moeten financieel worden gewaardeerd bij de
berekening van economische groei en vooruitgang.
Het rapport “Europe 2007 – Gross Domestic Product and Ecological
Footprint” is beschikbaar op http://assets.panda.org/downloads/europe_2007_gdp_and_ef.pdf.
|
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
“Biobrandstoffen
zijn excuus om agro-industrie te subsidiëren” |
5-11-2007
De aanklachten tegen de productie van biobrandstoffen uit
landbouwgewassen als mais of raapzaad hopen zich op. De manier
waarop Europa en de VS biobrandstoffen willen gaan maken is vooral
een excuus om miljardensubsidies toe te stoppen aan de
agro-industrie, zeggen onderzoekers.
“Brandstof maken uit voedsel is een stom idee”, zegt Robert
Steenblik, onderzoeksdirecteur bij het Internationaal Instituut voor
Duurzame Ontwikkeling in Genève, “Eigenlijk is het gewoon een nieuwe
manier om de grote agro-industrie in Europa en de VS geld toe te
stoppen. Bovendien leidt het de aandacht af van het echte probleem,
namelijk de reductie van de uitstoot van schadelijke
broeikasgassen.”
In twee vernietigende rapporten, één over Europa en één over de VS,
hebben Steenblik en zijn medewerkers de ware kost berekend van de
investeringen in biobrandstoffen. Ze schatten dat de rijke
industrielanden van de OESO in 2007 tussen 13 en 15 miljard dollar
subsidies aan biobrandstoffen zullen uitgeven. Als de “groene”
brandstoffen zoals gepland ooit 25 of 30 procent van de
energiebehoefte voor transport moeten leveren, is per jaar meer dan
100 miljard dollar subsidie nodig.
Dat bedrag valt niet te rechtvaardigen met de bijdrage die de
biobrandstoffen leveren tot de strijd tegen de klimaatverandering.
Om met behulp van bio-ethanol het equivalent van één ton
koolstofdioxide uit te sparen is volgens Steenblik tussen 2.100 en
4.400 euro subsidiegeld nodig. Je kan hetzelfde resultaat veel
goedkoper bereiken door op de Europese koolstofmarkten voor 25 euro
een ton CO2 uit te sparen met investeringen in een project om bomen
te planten of zonnepanelen te installeren.
De koolstofbalans van biobrandstoffen uit raapzaad of mais zou nog
wel eens rampzaliger kunnen zijn dan tot nu toe werd aangenomen.
Nobelprijswinnaar Paul Crutzen en zijn collega van de Universiteit
van Edinburgh, Paul Smith, publiceerden in september een studie
waaruit blijkt dat de beide biodiesels respectievelijk 70 en 50
procent meer broeikasgassen veroorzaken dan fossiele brandstoffen.
De gewassen zouden tijdens hun groei dubbel zoveel distikstofoxide
(N2O) uitstoten als tot nu toe werd gedacht. De uitstoot van
distikstofoxide, beter bekend als lachgas, draagt bij tot het
broeikaseffect en houdt verband met het gebruik van stikstofhoudende
meststoffen. “Wat we eigenlijk willen zeggen is dat biobrandstoffen
waarschijnlijk niets doen voor het klimaat en de problemen alleen
maar erger maken”, zei Smith in de media.
Daarbij komt dat de biobrandstoffen volgens berekeningen van het
Internationale Food Policy Institute de prijzen voor
voedingsmiddelen tegen 2020 met 20 tot 40 procent zullen doen
stijgen. De grootschalige teelten zijn bovendien bijzonder
waterintensief. In de Verenigde Staten zorgt het met meststoffen
vervuilde afvalwater van de grootschalige maisvelden voor met algen
overwoekerde dode zones in de Golf van Mexico en Chesapeake Bay.
Ondanks die bezwaren wil de Amerikaanse president George W. Bush
tegen 2017 1,32 miljard hectoliter biobrandstoffen produceren, vijf
keer meer dan nu. “De subsidies voor ethanol zijn meer een manier om
zich te verzekeren van de steun van de landbouwlobby dan een
maatregel voor het milieu”, vindt Walter Hook, directeur van een
milieuorganisatie die zich bezighoudt met duurzaam transport in New
York.
Het rekeningrijden dat in Londen van toepassing is of het netwerk
van tienduizenden goedkope huurfietsen dat Parijs uit de grond heeft
gestampt zijn volgens Hook veel eenvoudigere en goedkopere
programma’s om iets te doen voor het klimaat. In Parijs wordt het
fietsennetwerk volledig onderhouden door de publiciteitsfirma JC
Decaux, in ruil voor exclusieve toegang tot de reclamepanelen van de
lichtstad. De firma betaalt Parijs daarbovenop nog eens 1 miljoen
euro per jaar en alle opbrengsten uit de fietsenverhuur. “Elke stad
zou zoiets moeten overwegen”, vindt Hook.
(IPS) |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Alles wordt
steeds opnieuw gebruikt |
4-11-2007
Produceren zonder afval. Het principe van cradle-to-cradle
verovert de wereld en Nederland. In Venlo gaan vijftig bedrijven op
deze duurzame manier produceren.
Een schoen, een auto, een stoel. Alles eigenlijk. Wat zou het mooi
zijn als producten aan het eind van hun levenscyclus opnieuw
onderdeel worden van het productieproces. Dat is het principe van
cradle-to-cradle (C2C). Ford, Nike en Volkswagen passen het concept
al toe.
Het Nederlandse bedrijfsleven is ook geïnteresseerd. Zo willen
vijftig bedrijven in Venlo, variërend van de industriële, de
agrarische en de logistieke sector, aan de slag met cradle-to-cradle
. Letterlijk betekent dat: van wieg-tot-wieg.
De gemeenten Almere en Maastricht willen het concept toepassen bij
het bouwen van nieuwe woningen, waarbij het uitgangspunt is dat de
huizen meer energie produceren dan ze verbruiken. Zonnepanelen en
groene daken moeten dat mogelijk maken. Bovendien moeten de huizen
het afvalwater zelf zuiveren, zodat het hergebruikt kan worden.
Vandaag en morgen organiseert directeur Roger Cox van de stichting
’Planet Prosperity Foundation’ in Maastricht een congres met de
titel: Let’s Cradle. De stichting wil het bedrijfsleven onder andere
aanzetten tot duurzaam produceren. Ook hoopt Cox het concept van C2C
onder de aandacht te brengen bij de Nederlandse consument. De
directeur is van mening dat C2C kan zorgen voor een industriële
revolutie.
Cox: „Het concept levert twee grote voordelen op voor bedrijven: het
is duurzaam en het genereert economische groei.” Hoe? „Neem
bijvoorbeeld tapijtfabrikant Shaw uit de Verenigde Staten. Daar
wordt tijdens het productieproces elke grondstof uit een oud tapijt
gerecycled. Die wordt weer gebruikt voor het maken van een nieuw
tapijt. Niets wordt weggegooid. Een cyclus zonder afval. Dat zorgt
voor grote economische voordelen, omdat bedrijven niet meer
afhankelijk zijn van grondstoffen.”
Maar C2C vergt wel een denkomslag voor bedrijven, benadrukt Cox.
„Met name tijdens de ontwerpfase. Producten moeten opgebouwd zijn
uit verschillende onderdelen. Een stoel bijvoorbeeld, moet volledig
uit elkaar gehaald worden, zodat elk onderdeel weer deel uitmaakt
van een nieuwe cyclus.”
Cradle-to-cradle werd bedacht door de Amerikaanse architect William
McDonough en de Duitse biochemicus Michael Braungart. Bij de
Zwitserse textielfabriek Rohner brachten de twee mannen in 1993 hun
ideeën in praktijk. De fabriek was al jaren op zoek naar een manier
om milieuvriendelijk kleurstoffen te scheiden, want strenge
milieuwetgeving maakte het steeds moeilijker voor de meubelfabrikant
om te overleven.
„Braungart verving chemische kleurstoffen door onschadelijke
natuurproducten. De bekleding werd vervangen door weefsel dat
hergebruikt kon worden”, zegt voormalig directeur van de fabriek
Albin Källin.
Källin, die enthousiast werd, is inmiddels samen met Braungart
eigenaar van EPEA, een bedrijf dat C2C onder de aandacht brengt. Dat
lukt aardig. In de Verenigde Staten, Frankrijk, en de Scandinavische
landen is het een succes. EPEA heeft zelfs fabrieken in Azië ertoe
kunnen bewegen om het concept toe te gaan passen. Van cosmetica- tot
schoenenfabrikanten; in bijna elke industrie kan C2C gebruikt
worden.
Källin is ervan overtuigd dat cradle-to-cradle ook in Nederland een
succes wordt.
„Nederland heeft een bloeiende maakindustrie. Al bij het begin van
het productieproces kunnen ontwerpers rekening houden met het feit
dat hun product recyclebaar moeten zijn. Bovendien zijn én de
agrarische, én de logistieke én de industriële sector goed
vertegenwoordigd in Nederland. Al deze industrieën kunnen
samenwerken bij de toepassing van het concept.”
De Zwitser benadrukt wel dat er een breed netwerk nodig is om
cradle-to-cradle tot een succes te maken. „De overheid, het
bedrijfsleven en de consument moeten hun krachten bundelen.”
C2C is niet altijd de beste oplossing voor het milieu
Cradle-to-cradle spreekt aan, want het concept is lekker concreet.
Dat ziet Frans Rooijers ook in. Rooijers is directeur van CE Delft,
een onafhankelijk adviesbureau gespecialiseerd in innovatieve
oplossingen voor milieuvraagstukken. „Maar de vraag is wel of het de
beste oplossing is voor het milieu. Dat is niet altijd zo”, stelt
Rooijers.
Hij licht toe: het klinkt mooi dat elk onderdeel van een product
recyclebaar moet zijn, maar dat kan ook schade opleveren aan het
milieu. „Neem plastics. Het kost veel energie om die weer onderdeel
te maken van een nieuw productieproces. Dat heeft te maken met het
feit dat plastic onder een hoge temperatuur gesmolten wordt. Het zou
veel beter zijn om een deel van de plastics, de zogenoemde
bioplastics, in te zetten als afval waarmee later elektriciteit kan
worden opgewekt. In dit geval is dat milieuvriendelijker dan
recyclen.”
Bovendien betwijfelt Rooijers of cradle-to-cradle altijd economische
voordelen oplevert voor bedrijven. „Het recyclen van bioplastics
kost veel geld vanwege hoge energierekeningen.”
Maar door cradle-to-cradle worden consumenten en bedrijven wel meer
doordrongen van het feit dat er iets gedaan moet worden aan het
milieu, zegt Rooijers. „Bedrijven voelen de verantwoordelijkheid en
C2C heeft ervoor gezorgd dat ze eindelijk in beweging komen.”
Het idee is interessant, zegt Rooijers. „Want het is bijzonder dat
je in principe elk product kan recyclen. Er moet alleen een goede
afweging worden gemaakt wanneer het gebruiken daadwerkelijk
milieuvoordelen oplevert en wanneer niet.”
Bron: Trouw |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
Een onsje vlees
per week minder lost veel op |
3-11-2007
De wereldwijd toenemende vleesconsumptie vraagt ook van
Nederlanders een verandering. We moeten een derde minder eiwitten
eten, stellen dr. Harry Aiking en dr. Joop de Boer. In het rijke
noordwesten van Europa zijn we de afgelopen eeuwen steeds minder
afhankelijk geworden van dieren om arbeid te leveren. Ook kunnen
plantaardige vleesvervangers steeds beter in onze eiwitbehoefte
voorzien.
Dat komt goed uit, want doordat ook elders in de wereld de welvaart
toeneemt, begint de vraag naar vlees de pan uit te rijzen. De schaal
en de intensiteit van de vleesproductie zijn een bron van veel
problemen. Het is dan ook de vraag of Nederland met z’n kwetsbare
delta wel zo geschikt is om op grote schaal vlees te blijven
produceren. Die productie is alleen mogelijk door grote hoeveelheden
veevoer uit andere gebieden aan te voeren.
Het burgerinitiatief ”Stop fout vlees” bepleit beëindiging van de
bio-industrie in Nederland door ”warme sanering” en verschuiving
naar diervriendelijker productie. In het verlengde hiervan bepleiten
wij een gedeeltelijke vervanging van dierlijk eiwit door plantaardig
eiwit.
Vlees is een weinig efficiënte eiwitbron, want om 1 kilo vleeseiwit
te krijgen is (afhankelijk van diersoort en omstandigheden) 3 tot 10
kilogram plantaardig eiwit nodig. Door het eerst aan dieren te
voeren wordt 85 procent van het plantaardig eiwit verspild, en dus
nog meer -steeds schaarser wordend- zoet water en landbouwgrond. Er
is ook een toenemende druk op de biodiversiteit door het kappen van
tropisch bos voor sojaplantages. Op wereldschaal wordt reeds 75
procent van het beschikbare zoete water, 35 procent van al het
ijsvrije land en 20 procent van alle energie ingezet voor
voedselproductie en een groot deel hiervan is toe te schrijven aan
vlees.
Het levert enorme voordelen op als mensen meer plantaardig in plaats
van dierlijk eiwit gaan eten. Zo’n eiwittransitie komt behalve
biodiversiteit ook klimaat, waterkwaliteit, volksgezondheid en
dierenwelzijn ten goede. Collectief vegetarisch worden hoeft niet,
maar verbeterde vleesvervangers moeten ons vlees vaker gaan
vervangen. Hierdoor kan zo veel land vrijkomen dat een kwart van de
huidige wereldenergieproductie duurzaam gedekt kan worden. En dat
zonder aantasting van weidegronden (met extensief geproduceerd
vlees) en natuurgebieden zoals tropische regenwouden. De druk op de
biodiversiteit zou op deze wijze sterk kunnen afnemen. De
eiwittransitie kan ook helpen om de door dierziekten en crises
geplaagde vleeseconomie gezonder, extensiever en diervriendelijker
te krijgen. Zo zou de omslag een positieve invloed hebben op de
volksgezondheid, door de afname van zowel overgewicht als
vleesgerelateerde ziekten. Daarbij denken we vooral aan vogelgriep.
Door de intensieve productie met steeds toenemende aantallen
pluimvee en varkens in Zuidoost-Azië neemt de frequentie van het
ontstaan van een voor mensen gevaarlijke griepvariant dermate toe
dat de WHO een wereldwijde epidemie een kwestie van tijd acht.
Vervangen
De Nederlandse producent kan met verbeterde vleesvervangers een
innovatief product op de markt brengen. De Nederlandse consument kan
zijn eigen gezondheid, alsmede de leefomgeving van toekomstige
generaties helpen door een derde minder eiwitten te eten (de
gemiddelde overconsumptie in ons land), door een derde te vervangen
door plantaardige vervangers en door het resterende derde deel te
vervangen door extensief geproduceerd vlees. Als het een onsje per
week minder mag zijn, zouden we mondiaal een voorbeeldfunctie
vervullen en een bijdrage leveren aan de oplossing van bijzonder
veel problemen tegelijk.
De auteurs zijn universitair hoofddocent aan de Vrije Universiteit
van Amsterdam en verbonden aan het Instituut voor Milieuvraagstukken
(IVM) van die universiteit. Zij leidden onder meer het
Profetasonderzoek (PROtein Foods, Environment, Technology And
Society). Zie ook www.profetas.nl.
Bron: Reformatorisch Dagblad |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
CO2-concentratie
stijgt sneller dan verwacht |
26-10-2007
De CO2-concentratie van de atmosfeer stijgt veel sneller dan werd
verwacht. De snelheid waarmee zij tussen 2000 en 2006 toenam heeft
zich niet eerder voorgedaan sinds het begin van de waarnemingen in
1959. De huidige CO2-concentratie is met een waarde van 381 ppm
(delen per miljoen) de hoogste van de afgelopen 650.000 jaar.
Dit meldt een internationaal team onderzoekers in de online-editie
van de Proceedings of the National Academy of Sciences. Het artikel
bevestigt, met andere metingen, een publicatie van hetzelfde blad in
mei van dit jaar. CO2 is het belangrijkste broeikasgas van de de
drie (CO2, methaan en lachgas) waarop de mens invloed heeft. Het
ontstaat bij de verbranding van kolen, olie en aardgas en komt vrij
bij productie van cement.
De onderzoekers vinden drie verklaringen voor de ongekend snelle
stijging van de CO2-spanning: de wereldwijde economische groei, het
onverminderd beroep dat de economieën doen op fossiele brandstof en
een afnemende opname van CO2 door oceanen en vegetatie. Een steeds
groter deel van het vrijgekomen CO2 blijft in de atmosfeer achter.
De onderzoekers onderstrepen dat in bijna alle toekomst-scenario’s
wordt aangenomen dat de koolstof-afhankelijkheid van de economieën
(uitgedrukt in tonnen koolstof per bruto mondiaal product)
geleidelijk zou gaan dalen. In werkelijkheid is sinds een paar jaar
een omgekeerde trend zichtbaar.
Bron: NRC |
|
|
|
|
|
terug naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|